Terras. Jaargang 2014 (06-07)(2014)– [tijdschrift] Terras– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] Tomas Lieske Drie gedichten De kindertijd van Gustave Eiffel Ik droomde van een huis dat de hemel grondvestte op aarde. Ik zag de mensen aan een toren bouwen, stenen sjouwen, hijskranen verzinnen om de volgende verhoging te beginnen, maar boven de toren hingen al de dreigend grauwe wolken waar god uit keek, kwaad en jaloers, met een gevoel van ik word bedreigd. Vlak voordat ik wakker werd, steeg ik ten hemel, hoger dan driehonderdvierentwintig meter. De wereld verdween. Eerst de details, de wielen en de bouten, de vlaggen van de arbeid, de ereprijs en de medailles. Het drogend schuim aan de randen van de zee, de gehaakte kleuren van ieders kleine wereld. Naast mij de grote vogels die mij de techniek van thermiekbellen en luchtverplaatsing leerden, de kleine vogels die mij op trektocht wilden nemen. De mensen verdwenen geleidelijk uit zicht, de wereld werd heel stil, een onmerkbaar suizen. De laatste dieren werden vaag. Ik zag geen vogels meer, geen in het ijs gevangen vissen. De gebouwen, de steden werden vlekken tussen de velden en de witte randen van de kust. Papieren landen lagen tussen gladgestreken zeeën en ver weg, achter de geschetste bergen dreven de jaloerse goddelijke wolken. Alles kwam tot rust. [pagina 149] [p. 149] De kindertijd van Julius Caesar Ruggelings de wereld te verklaren met uitzicht op de vuile onderkant van het kantelbare en vetsterrenspat bestraalde tafelblad. Weggelopen van school omdat de meester om zijn Latijn heen tolde en vice versa hing op weg naar huis de totus mundus scheef. Er lonken dode tirannen in de Tiber en alle wouwen escorteren en scheren over mij terwijl ik mottig fladder als een wouwenvleugelmuis. Omdat ik niet vallend akelig mag worden als ik de vrouwen passeer die uit dieren in fuiken en uit hemellichten de toekomst lezen. Voor de liefde in de wieg gelegd maar nu zie ik alles draaien en ben ik ziek van misselijk en lig ik linkshandig onder tafel. In dit vege stadsdeel zijn epilepsie-vissen in mijn hoofd gaan zwemmen en het zilt van de Subura heeft een verzadiging bereikt. De poolster van de gemorste olie en het vet moge mij leiden als straks de bouwval van mijn innerlijk bezwijkt. [pagina 150] [p. 150] De kindertijd van Jonathan Swift Bij de slagboom van alle grenzen aangekomen voel ik me klein of reuzegroot, want ook al stoot de zon elke dag dezelfde raadsels uit, ik merk dat ik leger raak van dagelijkse wereld en van noodzaak. Er hangt een geur van prille groei, integer licht, ik zoek een nieuwe wereld, van de oude ben ik al bijna af gekropen. Het geheim hoeft niet groter te zijn dan gras, of dan het licht dat valt vanaf de kruin van reuzen langs hun stam. Kolossale zon, bovenmaatse zon, standvastige, onveranderlijke, ijverige zon. Dag iedere dag dezelfde zon. De nacht, de nacht zal ik benutten om tijdens mijn slaap de gloednieuwe, ideale wereld te kunnen zien: regen die horizontaal en vol kleuren verder reist, de wolken die op het gras lichtvoetig dansen, de zoogdieren hand in hand en alle kevers in een eindeloze, lichtgevende, pootjes aaneengehaakte kermisband. Vorige Volgende