Jeske van der Velden
Amerikaanse nachtmerries
Over de hoopvolle poëzie van Lawrence Ferlinghetti
In 1958 bracht Lawrence Ferlinghetti zijn tweede dichtbundel uit, A Coney Island of the Mind. De bundel verscheen een jaar na het Howl-proces waarin hij terecht stond voor het publiceren en verspreiden van ‘obsceen materiaal’ - te weten Howl and Other Poems van collega-dichter Allen Ginsberg. De bundel bestaat uit drie delen, waaronder een serie van negentwintig nieuwe, genummerde gedichten, een selectie uit eerder materiaal en een aantal lange ‘jazzgedichten’. Deze werden geschreven voor een serie voordrachten onder begeleiding van jazzmuziek in The Cellar, een ondergrondse jazzclub in het hartje van San Francisco. Hier trad Ferlinghetti op met Kenneth Rexroth, een dichter die een grote invloed op hem uitoefende en die een belangrijke rol speelde in de San Francisco Poetry Renaissance van de jaren vijftig. Dat de eerste voorstelling zo druk bezocht werd dat de brandweer eraan te pas moest komen om het smalle gangetje naar de club te ontruimen, getuigt van de enorme belangstelling voor het soort poëzie waarvoor Ferlinghetti stond - en op vijfennegentigjarige leeftijd nog steeds staat.
Ferlinghetti wordt nog altijd gezien als een van de proto-Beats, een zielsverwant van figuren als Allen Ginsberg, Gary Snyder en Jack Kerouac. Zijn eigen poëtica sloot echter niet geheel naadloos aan op die van andere leden van de Beat Generation. Hij had bijvoorbeeld een afkeer van de apathische levenshouding die geassocieerd werd met de Beats in de populaire cultuur van de jaren vijftig en zestig, het ‘beat’-zijn, het buitenstaanderschap. In tegenstelling tot Jack Kerouac, die zich steeds meer zou afkeren van een voor hem onleefbare maatschappij, mengt Ferlinghetti zich juist steeds actiever in het publieke leven van zijn tijd. Hij onthoudt zich daarbij niet van expliciet politiek commentaar, vooral in latere gedichten, zoals de satire Tyrannus Nix? (1969). De poëzie wordt door hem in navolging van Rexroth als instrument aangewend om de wereld te beïnvloeden, te veranderen. Voor Ferlinghetti geen technisch vormspel, geen fijne kneepjes van het vak: poëzie moet zeggen waar het op staat en daarbij zo toegankelijk mogelijk zijn. Ironisch woordspel, elementen uit de populaire cultuur, herhaling en jazzritmes zijn de middelen die Ferlinghetti inzet om zijn boodschap over te brengen. Mede hierdoor is hem vaak een bepaalde oppervlakkigheid verweten: zijn poëzie zou te gegrond zijn in de actualiteit en de populaire cultuur en hierdoor de tand des tijds niet kunnen doorstaan. Hoe zwaar Ferlinghetti dergelijke overwegingen laat meewegen is nog maar de vraag. Zijn voornaamste streven is om de poëzie onder de aandacht van een breder publiek te brengen, niet in gedrukte