Terras. Jaargang 2014 (06-07)
(2014)– [tijdschrift] Terras– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Jan De Meyer
| |
[pagina 27]
| |
badkamer van de dichter rondslingeren; en tot slot een onstoffelijk ding, een gedicht dat wordt aangeboden als verjaardagsgeschenk.
Oppervlakkig beschouwd lijken Yu Jians gedichten weinig of niets van doen te hebben met de klassieke Chinese poëtische traditie. Rijm en metrum, die in de klassieke poëzie van primordiaal belang zijn, zijn bij Yu Jian onbekend, leestekens worden nauwelijks gebruikt, en de gedichten zijn opgebouwd uit groepjes woorden, die van elkaar worden gescheiden door een portie wit - erg ongebruikelijk in het Chinees. Omdat de Chinese grammatica zo primitief is - dingen die voor ons vanzelfsprekend zijn, zoals verbuigingen en vervoegingen, ontbreken er volledig - moeten lezers en vertalers tastend hun weg door de gedichten zoeken. Welke groepen woorden horen samen in een ruimer grammaticaal verband? Waar houdt een zin op en waar begint een andere? Zoek het maar uit. Het feit dat schrijvende Chinezen waar het ook maar even kan het onderwerp van een zin weglaten, maakt het er niet makkelijker op. (Maar het is precies dat gevoel een ontdekkingsreiziger in een land van schrifttekens te zijn dat het lezen en vertalen van Yu Jians gedichten voor mij zo boeiend maakt!) Jammer genoeg is de vertaler gedwongen een deel van de ambiguïteit van het origineel te laten verdwijnen. Het Nederlands, met zijn relatief ontwikkelde grammatica, zijn bepaalde en onbepaalde lidwoorden, zijn werkwoordstijden enzovoort, dwingt de vertaler tot het maken van keuzes en het expliciet maken van verbanden die in het Chinees hoogstens impliciet aanwezig zijn. De breuk met de klassieke poëtische traditie is bij Yu Jian overigens kleiner dan je zou kunnen denken. Vele van Yu Jians langere gedichten hebben wel wat weg van de klassiek Chinese fu (meestal vertaald als ‘rapsodie’ of ‘dicht’), een genre van poëtisch proza waarin een bepaald onderwerp uitputtend wordt bezongen. En de eeuwenoude liefde voor het spelen met (voor Chinezen althans) herkenbare uitdrukkingen heeft ook Yu Jian, getuige de klassieke versregels ‘lokken als wolken vallen voor geurige sneeuwwitte wangen’ en ‘lis als versiering voor de muren en purperen schelpen voor de kamer’, die opduiken tussen de badkamerrommel in het gedicht ‘pocketboek’Ga naar voetnoot2.
Ik laat het woord ‘liefde’ hier niet zomaar vallen. De noodzaak van het liefhebben van alles wat beschreven wordt, is een van de constanten in Yu Jians werk. ‘Als je gedichten wilt schrijven’, stelt Yu Jian in ‘aantekening 137’, ‘dan moet je een hartstochtelijke liefde koesteren voor die / oppervlakkige vulgaire op grote schaal / van clichés gebruikmakende / mannen en vrouwen die vervloekten / die niks van doen hebben | |
[pagina 28]
| |
met verheven poëtische stijlen / vanaf de eerste dag van de week moet je met hen samen zijn / hun lawaaierige fastfoodverpakkingen hartstochtelijk liefhebben / flirten met hun wulpse maar gezonde dochters / tijdens nachten vol vuil zweet en neonlicht / zij aan zij door de bloedrode stad trekken / door de neuzen van politieagenten / tussen de gespierde konten van deze menigte moet je / neerhurken en je losgeraakte schoenveter strikken / je moet hen liefhebben je samen met hen in vuilnis wentelen / hun verhalen zijn geen poëzie / maar ze kunnen wel worden bezongen.’ En het gedicht ‘ik ken een liefde’, waarmee Yu Jians eerste officiële bundel (Zestig gedichten, 1989) opent, eindigt als volgt: ooit in een moeilijk te duiden geluid dat uit de verte tot me doordrong
op een zekere middag toen ik nog een kind was
op een zonbeschenen rivier terwijl de bergwind in mijn oren ruiste
achter het glas van een regenachtige nacht
in een album met foto's uit vervlogen dagen
in een geur die kwam aanwaaien uit een herfstig land
terwijl ik eens op reis was door een bergketen
ervoer ik deze liefde
telkens niet langer dan een kortstondig moment
maar intens genoeg om me levenslang te doen ontbranden
|
|