Mischa Andriessen
In alles een maaksel te zien
Over een gedicht van Denis Johnson
In een gedicht telt elk teken. Waar woorden opzettelijk spaarzaam - en ruimtegevend wit juist met gulle hand - worden ingezet, zou je dat althans verwachten. In het lange gedicht ‘The Throne of the Third Heaven of the Nations Millennium General Assembly’ van de Amerikaanse schrijver Denis Johnson is dat toch anders. Hier is geen dichter aan het werk die bang is een woord te morsen, hier wordt een verteller opgevoerd die zich er ofwel niet van bewust is dat zijn tijd beperkt is, of die dat geen ene moer interesseert.
Dat is omdat Johnson niet per se een dichter is, zullen sommigen zeggen, maar een prozaïst, de auteur van onder meer het cultboek Jesus' Son en de succesvolle roman over de Vietnamoorlog Tree of Smoke. Daar is wat voor te zeggen; Johnson's laatste bundel dateert uit 1995, beslaat weliswaar 224 pagina's, maar dat is dan wel de oogst van meer dan vijfentwintig jaar.
In zijn gedichten en ook in het al genoemde gedicht lijkt Johnson dikwijls tamelijk slordig te werk te gaan. Dat procedé wordt natuurlijk wel vaker toegepast; door precisie te vermijden (of te suggereren dat je dat doet) vergroot je immers de (schijn van) authenticiteit. Soms zie je de truc erdoorheen, maar in ‘The Throne of the Third Heaven of the Nations Millennium General Assembly’ werkt het omdat het gedicht een idioot samenraapsel tot onderwerp heeft; een provisorisch altaar van ontzagwekkende omvang. De maker, James Hampton, wierp het op uit wat hij maar voorhanden had. Het is een houtje-touwtje werk zoals ook het gedicht dat in zekere zin is. Wat Johnson doet, is enerzijds doodsimpel en anderzijds gedurfd. Hij gaat de confrontatie goeddeels uit de weg. Hij schrijft ergens over en toch niet (maar omgekeerd is die zin ook waar, dat is het opmerkelijke). De ik-figuur is een buitenstaander die dat heel het gedicht blijft. Hij gaat op weg om te zien waar Hampton woonde, neemt nauwelijks de moeite om het levenswerk van de man te beschrijven en is niet overdreven invoelend - hij noemt Hampton ergens zo gek als een ui.
Die combinatie van rauwheid en niet to-the-point zijn, krijgt een knap contrast in de verwondering over Hampton die tenslotte uitmondt in sympathie. Door die omtrekkende beweging, het belichten van schijnbaar irrelevante details en het weglaten van belangrijke andere, weet Johnson een bijzondere sfeer te creëren, en ook al doet de auteur zijn best om de lezer te laten geloven dat dit maar toevallig zo is, die sfeer matcht die van dat bizarre kunstwerk dat met stukjes en beetjes hoogstwaarschijnlijk zonder een al te duidelijk plan tot stand gekomen is.