Terras. Jaargang 2013 (04-05)(2013)– [tijdschrift] Terras– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] Norbert Hummelt Gedichten Vertaling: Jan Baeke uit de oorlog diep in de havermakronen is het waar de droombeelden wonen weliswaar heb ik het recept bestudeerd het echter zelf niet geprobeerd wellicht is iets uit de oorlog daarin niet zo goed tastbaar als maïzena en minder kostbaar dan goede boter in de herinnering van mijn moeder iets dat helemaal niet ter sprake kwam in fijnere dosering dan tweehonderd gram iets dat niemand bij zijn naam noemde in het machineschrift van mijn tante is het waar de droombeelden wonen diep in de havermakronen [pagina 132] [p. 132] uitgang niet alleen in dromen is mij vaak overkomen dat ik de uitgang door de rechterdeur niet vond treinen instapte de verkeerde kant op daar was een slechts halfbekend station daar was die schrik toch zat ik achter glas en kon me niet van deze plek losrukken omdat ik daarnet in het boek een passage las begon het in mijn bloed te koken ik liep wat door het bos en voelde warm licht en liet me willoos naar een helling voeren daar doemden beelden op maar ze deden niet meer zoveel pijn als eerst. want onder dode kruinen bloeide de wildernis op met varen en vingerhoedskruid en ik liep verder langs de eindeloze straten onafzienbaar wijd in mijn bloed door een rij vensterloze kamers liep ik en rende een tijdje in een kringetje tot iets onder mijn jas beefde ik greep ernaar met mijn rechterhand en stopte en ademde zwaar aan de perronkant boog me naar voren en zag het spoor. [pagina 133] [p. 133] interlokaal gesprek op deze dag was het stil in berlijn jij was al enkele uren geleden uit het huis vertrokken ik voelde me enigszins ontspoord en had verhoging en een tijdje met de benen omhoog liggen ik hield de hoorn vast en kreeg verbinding en hoorde in het haperen van de tijd de klokken luiden verderop in het westen luid en duidelijk alsof ze naast me hingen. ik zakte langzaam in elkaar en dacht ik ruik de rijn weer en hoorde het water om me heen klotsen en wou nog niet geboren zijn en wat van de andere kant kwam klonk als gedempte radiostemmen achter een groot en donker membraam.. ik hield de hoorn vast en liet niets merken en hoorde hoe jij met de sleutel kwam en slikte nog iets en wil niet sterven toen was de opwinding weer voorbij het was een vrije dag begin oktober aan het gesprek waren geen kosten verbonden. [pagina 134] [p. 134] alien plotseling viel me de sterrenhemel op, lang niet gezien het diepe blauwe en het felle geschitter. het was de noordelijke van de beide hemels, myriaden zeer heldere lichamen onbegrijpelijk ver verwijderd en die zwak schijnende sluierachtige band, melkweg genoemd, was werkelijk zichtbaar. daar dacht ik, het was aan zee, wat curieus, zolang ik mij kan heugen, kwam er toch een ruimteschip niet meer daarboven vandaan en die cirkels, die men vroeger in zuid-engeland zo vaak in korenvelden aantrof, al lang, werkelijk lang niks meer van gehoord. maar de afgelopen nacht in een stortvloed van beelden, ik lag alleen in het verkeerde bed, mijn enig lichaam brandde aan beide kanten, waren de aliens er weer. ik heb geen idee, hoe koud het was. we moesten weg, in alle haast moesten we onze spullen pakken, maar waar naartoe? we bleven hangen, het was al nacht, keulen niet de stad meer waar we thuishoorden. ik heb geen idee hoe we ontsnapt zijn, maar nog altijd bekijk ik de sterrenhemel met wantrouwen. [pagina 135] [p. 135] de mens de mens is een sociaal wezen, bracht mijn vader een keer naar voren, waarschijnlijk kwam het niet eens van hem, het is alleen dat ik het mij nog altijd zo herinner en mij schiet te binnen hoe hij als jongen een keer met een vriend, toen hij die nog had, bijna tot aan mühlenbusch door fietste maar die draaide plotseling halverwege om en had een afspraak met een meisje, de vrienden vielen beiden stil. ik geloof niet dat hij het mij vertelde, misschien in mühlenbusch, toen we er met de auto voorbijkwamen, vertrouwde mijn oude moeder het mij toe. [pagina 136] [p. 136] vermoeden de vlieg schiet over mijn vingertoppen ik heb je naast me horen ademen weerlichten, dan een eerste bliksem ik heb tot vierentwintig geteld dan heet het dat er een dode door de kamer is gegaan, ik heb de koude luchtstroom bemerkt.. hoe kan het zijn, is mijn bloed dan zo zoet dat die mug, die ik ergens vaag vermoedde, de hele nacht mijn lichaam niet meer losliet Vorige Volgende