Jan Baeke
De herinneringsruimte van Norbert Hummelt
Het eerste wat opvalt bij Norbert Hummelts poëzie is de consequente vorm van de gedichten. Het zijn vrijwel altijd rechte, blokvormige gedichten die consequent in kleine letters zijn geschreven en zijn opgebouwd uit in elkaar hakende nevenschikkende zinnen. Het lijkt alsof Hummelt iedere vorm van dynamiek en dramatiek uit de gedichten heeft weggelaten door ze op te bouwen als neutraal ogende vluchtige notities. Maar wie eenmaal begint te lezen ziet al snel dat dit ogenschijnlijk neutrale en vluchtige slechts schijn is. De vorm draagt juist bij aan de spanning die in alle gedichten van Hummelt voelbaar is. De ruimte die het gedicht op papier inneemt, heeft hetzelfde kleine, soms zelfs benauwde van de ruimte die met de gedichten wordt opgeroepen. Tegelijkertijd sluit de begrensde ruimte van het gedicht ook aan bij de veilige en overzichtelijk kleine ruimte van de herinnering.
De herinnering is nooit ver weg in de gedichten van Hummelt. Vaak denkt degene die in een gedicht aan het woord is aan beelden of situaties uit zijn jeugd en constateert meteen dat er een afstand is ontstaan tussen de werkelijkheid van die vroegere beelden en vroegere situaties en de situatie waarin de ik zich op dat moment bevindt. In de poging de omvang en betekenis van die afstand te bevatten ontspint zich de dynamiek en de voortgang van het gedicht. Dat gebeurt heel direct en in een opeenvolging van gedachten die herkenbaar en vertrouwd overkomen. Niet iedereen zal dezelfde beklemming of verwondering voelen over die botsing tussen een herinnering en de gewaarwording of ervaring van een actueel moment, maar door de herkenbaarheid ervan is de weg van de ene naar de andere gedachte volkomen acceptabel. Ook de manier waarop de ene gedachte in de andere haakt, het gebruik van half afgemaakte redeneringen en elliptische formuleringen herkennen we maar al te goed. Ja, zo werkt de geest, zo werken associaties. Maar tegelijkertijd zien we ook dat Hummelt hier op geraffineerde wijze de suggestie van een associërende geest oproept, want alle zinnen zijn in hun haperende, de syntaxis geweld aandoende stijl heel precies gecomponeerd.
‘daar dacht ik, het was aan zee, wat curieus, zolang ik mij kan heugen, kwam er toch een ruimteschip niet meer daarboven vandaan en die cirkels, die men vroeger in zuid-engeland zo vaak in korenvelden aantrof, al lang, werkelijk lang niks meer van gehoord.’