Mest
Anatoli Gavrilov
Vertaling: Arie van der Ent
Een koude ochtend. Leeg en koud in de stoptrein. Op het land helemaal koud. De zon ligt weerspiegeld in een plas koud water.
Koude grond. Koude wormen. De spa met herfstaarde eraan is koud, nat, verroest.
Er verschijnen helikopters in de lucht. Ze trainen koelbloeding, gevaarlijk dicht bij elkaar en bij de grond.
Het natte onkruid brandt niet. Een koude wind. Nergens een schuilplaats.
Maar je komt hier ook niet om te schuilen! Je komt hier om te werken. Je komt hier spitten. Maar wat heeft het voor zin om die arme grond om te spitten? Ze is arm. Iets arms, iets bleeks. Maar tot wie recht je dat eindeloze geklaag? Je weet toch wat je moet doen?
Dat weet je. Je moet mest hebben,
Ga dan zoeken, vragen.
In het bos is het niet zo koud. Bomen beschermen een mens tegen koude wind. Er dwalen mensen met emmers door het bos. Ze plukken iets. Ah, voorjaarspaddestoelen. Ze zoeken ze en vinden ze.
Wie zoekt, zal vinden.
Jij zult ook vinden. Je moet alleen wat doortastender te werk gaan. Daar is het dorp. Je ruikt de geur van mest. Hier is mest.
‘Is hier mest?’
‘Ja.’
‘En, hoe of wat?’
‘Moet je vragen.’
‘Dat doe ik dus.’
‘Aan iemand anders.’
Hij loopt weg. De straat is leeg. Niemand te zien op een erf. Ook de winkel is leeg. Zelfs geen verkoper. In de etalage peperkoeken en wodka. Van achter komt een verkoopster tevoorschijn.
‘Dag. Ik moet mest hebben. Ik zoek mest. De grond is arm, moet mest hebben. Hebt u mest?’
‘Dat hebben we, ja, maar je moet ook transport hebben.’
‘En u hebt geen transport?’
‘Nee, transport hebben we niet. Vraag maar op de boerderij.’
Op de boerderij is wel mest, alleen niemand om iets aan te vragen. Helemaal niemand. Waar is iedereen? Aan wie moet ik iets vragen? Je loopt weg. Je blijft staan. Je moet terug. Je moet die muur van zwijgen doorbreken. Of een fles wodka kopen en wegrotten op het grijze, koude land.
's Avonds moet je op visite. Je geeft de jarige een boek. Hij trakteert