Handtekening voor in het land blijven, gerechtelijk onderzoek.
Bruiloft afgelast. Kreun maar niet, Zina. De beschermkap heeft het begeven.
Kap, huid, bloed, ogen.
Ik moet alles op mezelf nemen. Zeggen dat ik daar bewustop aan heb gestuurd. Als de zaak eenmaal rolt, dan maar tot het einde toe. De zaak hogerop brengen, zodat alles zo snel mogelijk achter de rug is, om zo snel mogelijk uit dit bordeel weg te komen.
Een kale vlakte, stoffig gras, bergen afval. Diep gevallen mensen wroeten in het vuil, verdienen wat bij, maken ruzie, vechten.
Drekel, koerbel, strikel.
Kap, huid, bloed, ogen.
Het kerkhof. Over dit paadje liepen we eens achter de juffrouw aan naar het theater. Toen was het net alsof het voorjaar eeuwig zou duren, dat we nooit dood zouden gaan, dat de juffrouw op een toverwolk woonde. Opeens kwam er iemand uit de bosjes zetten, rukte juffrouw de tas uit handen en verdween in het bosjes...
Daar heb je het graf van moeder. Alles overwoekerd, omgevallen, verroest.
De beschermkap had het begeven.
Een hete, stoffige wind. Vrouwen klemmen krampachtig hun jurk tegen zich aan, lijken wel kippen op een winderige dag.
Een drom mensen op de kruising. Iemand van de sokken gereden, dood, vertrokken naar waar niets is - geen kap, geen huid...
De brug. De lonkende gloed en het lonkend gebonk van de wagonwielen onder de brug. Het opschrift op de brug: ‘Het grootste van alle filosofische problemen is het probleem van de zelfmoord’. Daaronder: ‘Een l... in je keel, zodat je hoofd niet wiebelt’.
Een eivormig gebouw met het uithangbord: ‘Orgaan “Oe”’. Dus die instelling bestaat echt? Dus Vladlen hing niet de pias uit, had niet gelogen? Hij herinnerde zich hoe hij als kind dol op rauwe eieren was, er wel tien tegelijk kon leegslurpen...
Moest hij niet langsgaan? Hij deed het. Maar hij mocht niet verder - een militieman. Die vroeg naar wie hij toe wilde, belde, liet hem door...
‘Fantastisch dat je langskomt’, zei Vladlen. ‘Ik ben inmiddels op de hoogte. Hoe krijg je dat nu toch voor elkaar? Je verkeken op een stuk ijzer, mensen omgebracht, jezelf? Maar goed, wees maar gerust, we zullen dat varkentje wel eens even wassen, we zijn toch jeugdvrienden, we hebben samen tussen de zonnebloemen gespeeld...’
Hij kwam bij op de bank, niet thuis echter, maar in de werkkamer van Vladlen. Het was dus niet allemaal een droom, geen boze droom...