metjes met zalm, ingelegde paddenstoelen en augurken, twee soorten brood, een kan sap uit en, natuurlijk, onze wodka, bier, worst en kaas. Vier klassieke, geribde, wodkaglazen werden volgeschonken.
Gavrilov vertelde. Wat hij gedaan had in het leven. Hoe hij in Vladimir terecht was gekomen. Hoe hij het Gorki-instituut had gedaan. Hoe hij als schrijver nooit een poot aan de grond had gekregen voor de perestrojka. Hoe de beroemde Ljoedmila's Petroesjevskaja en Oelitskaja hem te verstaan hadden gegeven dat zijn verhalen niet opportuun waren. Hoe dit en hoe dat. Geregeld werden de glazen hervuld.
Zo kwam het dat ik in 2010 een verzameling verhalen van Gavrilov mocht publiceren, getiteld En de zon komt op en 53 andere verhalen. Het voorwoord is van professor Aleksandr Michajlov, van het Gorki-instituut, die ik graag citeer: ‘Het werk van Gavrilov wordt hoofdzakelijk bevolkt door onaangepaste, weerloze, mislukte mensen, kortom, gewone sovjetmensen die eerder heel anders werden neergezet. De schrijver verwent ons niet met een keur aan achtergronden bij de beschrijving van het leven van zijn helden. Bijna al zijn hoofdpersonages zijn geboren in Slakkendorp, bij de Slakkenberg, ze wonen in een uit slakkenbeton opgetrokken flatgebouw, en hun stortbergen worden omringd door mijnen, schoorstenen, conussen en piramides van fabrieken.’
Gavrilov is een vrolijke pessimist, hij schrijft in een soort romantisch-filosofische telegramstijl. Hij is een prozadichter, een woordcomponist, de meester van de korte baan, al ben ik zelf ook een bewonderaar van de langere verhalen ‘Op de drempel van het nieuwe leven’, dat zo op toneel kan en vooral ‘Elegie’, over mannenvriendschap en de dood.
Dag in dag uit lopen Gavrilovs helden in de tredmolen van hun troosteloze bestaan, ‘zoals alle sovjetmensen’, maar desondanks leven ze in de verwachting van ‘iets onverklaarbaars’, hopen ze dat het hun vroeg of laat eens meezit en ze naar elders kunnen vertrekken, ergens een nieuw leven beginnen. Het is dan ook geen toeval dat een van Gavrilovs bekendste verhalen ‘Op de drempel van het nieuwe leven’ heet.
Dat nieuwe, andere leven is steevast aanwezig in het werk van de schrijver, in de verbeeldingswereld van zijn helden. De trieste personages, het sombere decor van zijn vertelling, de elementen van zijn naturalistische schrijftrant gaan in zijn proza op wonderbaarlijke manier samen met sentimentaliteit en tederheid, liefde eigenlijk, voor dit uiterlijk troosteloze, maar toch prachtige leven.
Bezien we tot slot het opgenomen verhaal ‘Mest’, een evocatie van een uitzichtloze Sovjettijd, maar ook van de condition humaine tout court - je kunt niet eens aan dierenstront komen, alleen er in wegzakken. Literair gezien is zo'n klein dingetje (in mijn vertaling 453 woorden, titel incluis) een meesterstuk: waar andere klein- of grootheden minstens tien- en soms honderdmaal zoveel woorden nodig hebben, kan Gavrilov het met nog geen halfduizend af. Lyrisch cynisme van de bovenste plank.