De tempel der zanggodinnen(1750)–Anoniem Tempel der zanggodinnen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] Gezang Tussen Damon en Kloris. Vois: Belle bersiere; jan Petree, &c. Of, Poliphemus aan de stranden. DAmon, en zyn Herderinne, Vol van minne, Zaaten by een zilvren vliedt, Van de zoete min te spreeken, Onbesweken, Dat zy slooten met dit liedt. Damon. Kloris, Ach! myn zoete Mysje, Blank van vlysje, Wat bekoort m' uw zoete praat, Meer dan uw aanminnig weezen, Nooit volprezen, En het wit van uw gelaat. Kloris. Zoo de wysheid kuysche zinnen, Doet beminnen, Min ik u myn zielsvriend trouw! 'k Durf my dan gelukkig heeten, Nooit vermeeten, Wen ik uw verstand beschouw. [pagina 107] [p. 107] Damon. Eene schat van zoetigheden, Wyze reden, Drupt lieftallig stondt op stondt, Met een aangenaam geweemel, Uit den hemel, Van uw roozen rooden mondt. Kloris. Gy, Gy weet, met uwe lippen Uit te kippen Boert, doch 't ernst 't allermeest, Zulke gadelooze gaaven, Kunnen laaven, Mynen nooit verzaatbre geest. Damon. ô Lieftalge Herderinne! Engelinne, Wat een lieflyk bloemfestoen Zal ik vlechten om uw schedel, Ryk en edel Om myn iver te voldoen? Kloris. Wat een eerkroon zal ik vlechten, Roem der knegten? Laat u dan het eelste kruit, Ryk bestikt met Lauwerieren, Milt verzieren, Uit het hoefje van uw bruit. [pagina 108] [p. 108] Damon. Neen myn schoone, neen myn Gade Doe genade Aan uw lief ter dezer stondt, k Ruyl voor eerkroon en lauwerieren, En 't verzieren, Slegs een kusch van uwen mondt. Kloris. Kan een kuschje u betalen? Ach! hoe dwaalen Uw gedachten en uw zin, Gy zyt naar dat ik kan hooren, Blind gebooren, Door uw gadelooze min! Damon. Kom myn Lief myn uytgelezen, Waart geprezen, Kom myn zon gaan w'hier van daan, Laat ik uw myn Lief gelyen, Onder 't vryen, Daar de roode roosjes staan. Vorige Volgende