De tempel der zanggodinnen(1750)–Anoniem Tempel der zanggodinnen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Minneklagt Eigen zangwys. TErwyl de nacht, Aan al het aarsch geslagt, Door haar slaap zoete kragt, Haar rust gaat leenen, En dat Diaan, Pronkt met haar zilvren maan, Ziet men my droevig gaan, Myn smert beweenen. Ach! Schoonste Beelt! Ooit van Natuur geteelt, Ach! komt myn Engel, heelt, Myn droeve wonden: Zoo gy het licht, Uws Goddelyks gezicht, [pagina 105] [p. 105] Slegs eenmaal op myn rigt, Wert ik verbonden. Maar neen, myn lust, Zal nooit de zoete rust, Als my die is bewust, Van u doen vlugten; Veeleer geleen, En door myn droef geween, Den allerharsten steen, Met my doen zuchten. Komt, Venus Zoon, Komt magtigste der Goon, En zingt dees' droeven toon, Haar zagt in d'ooren, Zegt: schoone laaf, Doch met een kus uw slaaf, Zoo wert door deze gaaf, Zyn ziel herboren. Vorige Volgende