De tempel der zanggodinnen(1750)–Anoniem Tempel der zanggodinnen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] De dichter Pryst de schoonheid van zyn Minnares. Vois: Le Cureé de Mole. NEtgespanne boogjes, Netgespanne boogjes, Op zoo zoete oogjes, Op zoo zoete oogjes, Gy schiet een veel scherper schigt, Als de pyl van 't minnewigt, En raakt met een diepe wondt, Onze hartjes tot den gront. Poesel sagte hantjes, Poesel sagte hantjes, Waarde minne pantjes, Waarde minne pantjes, Gy bestiert den disselboom, Van ons liefde met uw toom, En hebt onder uw gewelt, Onze zinnetjes gestelt. Rooze roode lipjes, Rooze roode lipjes, Uw korale tipjes, Uw korale tipjes, Hebben 'k weet niet wat voor zoet, Dat ons zieltjes smelten doet, [pagina 95] [p. 95] En slegs met een kusch geraakt, Ons geheel uw slaven maakt. Dus geboeyde slaven, Dus geboeyde slaven, Van uw aanminge gaven, Van uw aanminge gaven, Vinden wy ons meeste vreucht, In ons meeste ongeneugt, Noch en ruylden onze pyn, Met geen veylig vry te zyn. Want zoo wy niet missen, Want zoo wy niet missen, In van u te gissen, In van u te gissen, Schuylt 'er geene wrevle moedt, Onder zulken zoeten zoet, Noch uw schoonheid is geen baak, Of van wreetheid of van wraak. Vorige Volgende