De tempel der zanggodinnen(1750)–Anoniem Tempel der zanggodinnen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Eens minnaars Klaaggezang. Wys: Straffe Galathea. SChoone vyandinne, Zult gy nooit aflaten, My, die u beminne, Eeuwiglyk te haten; Helaas! wat kant dan baten, Of ik u val te voet? Myn steenen, noch weenen, Noch klagten, verzagten, Uw wreet gemoedt. Ik, die eens voor dezen, Leefden wel te vreden, En myn gantsche weezen, Stierde naar de reeden: Die zie my nu aftreden, Van 't geen ik eerst verkoos, Zoo maalen, en dwalen, Myn zinnen, door 't minnen, Gantsch vruchteloos. [pagina 92] [p. 92] Al de waarde boeken, Die ik plag te looven, Leggen agter de hoeken, Dik en digt bestoven: Vermits dat nu dryft boven Een nieuw geboren lust, Die 't herte, met smerte, Door 't poogen, naar 't hooge, Geheel ontrust. Zinnetjes keert weeder, Van 't verdrietig mallen, Gy zyt veel te teeder, Om zoo hart te vallen: Uw koosen, en uw kallen, Is liffe laffery; Uw woorden bekoorden, Noch dichten verrichten, Daar nooit iet by. Vorige Volgende