De tempel der zanggodinnen(1750)–Anoniem Tempel der zanggodinnen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vreuchdig Vrouwengezang. Op de voorige weize. AL 't zoet is wel in 't minnen, Dat minnelust belooft, Maar wat men niet bezinnen, Kan, wert niet regt gelooft. Maar wat men niet bezinnen, Kan bezinnen. Wat is doch van de vryheid? De rechte heerschappy, Bestaat in eigen wooning, Daar is men immers vry. Bestaat in eigen wooning, Eigen wooning. De Mysjes moogen praten, Haar praat die vliegt daar heen. De daden die betoonen 't [pagina 89] [p. 89] Wanneer zy zyn te vreên, De daden die betonen 't, Die betoonen 't. Belooven is geen gekken, Ons trouw ons zamen bindt: De liefde klemt door woorden, Die woorden zyn geen windt. De liefde klemt door woorden, Door woorden. Het minnen is geen mallen, Noch ingebeelden gril, Het kittelt onze zieltjes, 't Betovert onzen wil. Het kittelt onze zieltjes, Onze zieltjes. Zoo haast in my de zeden, Sloeg hand aan hersentoom, Was strax in myn jong hertje, Die gast heel wellekoom. Was strax in myn jong hertje, Jong hertje. Want waarom niet te willen, Dat, hoe het ook valt uit, Ons hooft verziert ten minsten, Met 't kroontje van de Bruit. Ons hooft verziert ten minsten, Ten minsten. [pagina 90] [p. 90] Dus laat my niet meer vlieden, De bynaam van een vrouw, Gekogt met ryne minne, Betaalt met ware trouw. Gekogt met ryne minne, Ryne minne. Vorige Volgende