De tempel der zanggodinnen(1750)–Anoniem Tempel der zanggodinnen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Aan Rozinda. Vois: La Lande. ROsind myn Engel, Zoo g' u Minnaars leven lieft, Staak uw lonkjes, daar de Bengel, Van de min my 't hart door grieft, Toen ik u verkooren maagt, Laast myn smarte had geklaagt, Wert uw hertje, door myn schryen, Tot myn wedermin belaagt. Gy liet myn bressen, Schoone aan u neckter mond, Toen door duizent kusjes lessen, Maar in plaas dat gy myn wondt, Hier door heel genezen zou, Wert ik van uw hooningdou, Iu een feller vlam bezingelt, ô Myn gadeloze vrouw, Dus heb ik 't leven, Met een onverbreekbre min, En hondert tederheen gegeven, Aan Rosinda myn vriendin, Hier op zy my 'er lipjes boot, Ik storf met haar de minne doodt, Zeg bevalge Dwinglandye, Wat voor vreucht gy my niet boodt. Vorige Volgende