De tempel der zanggodinnen(1750)–Anoniem Tempel der zanggodinnen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Treurzang. Stem: Ach! Ach! Wat is de min een pyn. BEminlyk voorwerp van myn min, Hoe raast, hoe vloekt, hoe tiert, Het gruzaam ongediert, Dat, met een dollen zin, My tragt met klauw en tanden, Doldriftig aante randen! Gy vraagt wat ongediert het is, Dat op myn jongheid brult? Gy vraagt het, Ach! gedult, Het is de duisternis. [pagina 13] [p. 13] Gy ziet ze en hoort haar schreuwen, Als opgehiste Leeuwen. Zy wenschen u en my de doot, Waar vluchten wy best heen? Wat baat hier droef geween, In dezen bangen noodt? Wy zullen, met ons zuchten, Hun wreedheid niet ontvluchten! Neen, neen zy zullen zeker als Wy maar van alle pyn Niet meer in 't leven zyn, En deerelyk om hals, Noch lachen alle dagen, Om al ons angstig klagen. Hoe! zouden wy dan zoete maagt, Noch langer zyn in druk, ô Deerlyk ongeluk! Op 't wreetste zyn geplaagt, Daar noch de deur staat open Van heil, om in te loopen Gy vraagt misschien wat poort, wat deur Zal ons verlossen, van [pagina 14] [p. 14] Dit heiloos vloekgespan, En rukken uyt getreur, Daar, Ach! Ach! wrede vrinden, Ons drygen te verslinden? Ik antwoort u bevalge spruit, Het huwlyk schoon en ryn, Moet onze haven zyn, Waar op ons kommer stuit. Geen kommer doet my beven, Voor 't zalig huwlyks leven. En komt de nyt dan weder fier Beschimpen ons gedrag, Wy stutten met een lag, Zyn redenloos getier, Dan zullen al ons zuchten, Verkeeren in genuchten. Vorige Volgende