De tempel der zanggodinnen
(1750)–Anoniem Tempel der zanggodinnen, De– Auteursrechtvrij
[pagina 8]
| |
Die myn oog behaagden.
Onlangs dogt my, onder 't dromen,
Dat ik naast u zyde zat,
Gants ontbloot van angst en schromen,
Door de liefde als afgemat,
En dat ik uw poesle hant,
Door de minne lusten
Gants ontroert
En vervoert
Duyzent werven kusten.
Ach, riep ik, myn uytgelezen!
Ach ik sterf van minnepyn!
Wilt myn tedre smart genezen,
Laat de min zoo schoon als ryn,
Eens den overwinnaar zyn,
Ey laat eens uw zinnen,
Door het zoet
Van den gloet
Der min overwinnen.
Kloris lachten om myn reden,
En sprak Herder zyt gerust,
'k Heb altoos gehoort uw beden,
Met een aangename lust.
'k Sprak myn lief nu eens gekust.
Laat ik eens uw kaken,
Op dees stont,
| |
[pagina 9]
| |
Met myn mont,
Kuschende genaken.
Laat ik my in beï uw ermen
Vleyen, als 't een Herder past,
Die door min tot in zyn dermen
Is op 't deerlykst aangetast,
Heeft de liefde my verast,
Hal triumf wat schaden!
'k Zal myn lust,
Moe gekust,
Hemel! nu verzaden,
Met viel ik voor haar ter neder,
Op het jong en groene gras,
Maar de slaap verliet my weder,
Op dit aangename pas.
'k Zag dat het droomen was,
En begon te schreyen.
Droomen zyn,
Vol fenyn,
Vol verraderyen.
|
|