De tempel der zanggodinnen(1750)–Anoniem Tempel der zanggodinnen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Gezang. Stem: 'k wiert onlangs van de menschen. Ik wort van al de werelt Als een Prinses geviert, Hoe wel niet ryk beperelt, Nog vorstelyk verziert, Ik kan de werelt dwingen. Al wat ik wil geschiet. Ja zelfs de hemelingen Staan onder myn gebiet, En macht, en macht. Al wie my heeft bekeken, Die stont gelyk een paal, Wil imant met my spreken, Komt in myn binnezaal. Hy hoeft niet lang te groeten, En buygen zynen hals, Maar twee lakeyen moeten Myn heer verzellen als Hy komt, hy komt, 'K heb altyt lust tot eten [pagina 7] [p. 7] Al is het noch zoo vroeg. Schoon dat ik heb gegeten 'k Heb nimmermeer genoeg. 'k Kan door myn keel niet slikken, 'k Ben van gebit ontbloot. 'k Zal evenwel niet stikken, Al is de brok wat groot, En dik, en dik. 'k Woon binnen de enge palen Van een bèlommert wout, Dat febus met zyn stralen, Noch zon, noch maan aanschoudt. De naam van dees vorstinnen, Schoon dat gy die niet hoort, Kan eyder ligt verzinnen, Zy is vervat in 't woort Van kunst, van kunst. Vorige Volgende