| |
| |
| |
Lekker stout
Platte versies van populaire liedjes
Frank Jansen en Saskia Aukema
‘Hallo, meneer de Uil / Uw onderbroek is vuil.’ Wie heeft ze niet ooit gezongen op het schoolplein: liedjes die gebaseerd waren op de melodie van andere, populaire liedjes, maar waarvan de teksten vervangen waren door een plattere variant? Wat voor aanpassingen zijn er zoal? En hoe zitten dat soort liederen in elkaar?
Illustratie: Hein de Kort
Stel u voor. Het gelukkige gezin zit rond de kerstboom, tijd voor een gezellig kerstlied. Moeder zet in: ‘Jingle bells, jingle bells’. De kinderen volgen, maar gaan van de tweede regel af hun eigen weg: ‘Geef de kat een lel / Schop hem in het ziekenhuis / Dan zegt-ie dankjewel.’
Van veel bekende liedjes bestaan dergelijke platte versies, vaak met een tamelijk absurde inhoud. Toen Onze Taal er deze zomer een balletje over opwierp op zijn Facebook-pagina stroomden de inzendingen binnen. Sommige mensen waren niet meer te houden, en bleven insturen, vaak met excuses voor de grove inhoud (‘Ik heb hem niet zelf verzonnen hoor’) en volledige herbeleving van hun eigen jeugd. Want daar ontstaan de meeste van die parodieën: op het schoolplein.
| |
■ Rubberen Robbie
Nou ja, vooruit, ook in voetbalstadions zijn ze geregeld te horen (‘Waar komen Joden toch vandaan? / Israël hier ver vandaan! / Wonen daar ook superjoden? / Ja daar wonen superjoden! / Vinden Joden voetbal fijn? / Als ze maar voor Ajax zijn!’, geïnspireerd op Vader Abrahams ‘'t Smurfenlied’). En oké, er zijn creatievelingen die de parodieën naar een professioneel niveau weten te tillen, zoals de Dikke Lul Band, Rubberen Robbie en Ome Henk (‘Op de camping; de hele nacht holadihee / op de camping; geen papier op de wc’, op de melodie van ‘In the Navy’ van de Village People). Maar over het algemeen worden de teksten bedacht op de basisschool en de eerste klassen van de middelbare school, zo bleek ook zonneklaar uit de inzendingen.
Waar gaan die liedjes over? Hoe zitten ze in elkaar? En wat zegt dat over de tekstdichters en de zangers?
| |
■ Lekker stout
Alternatieve versies zijn altijd aardser dan het origineel. Bij een religieuze tekst is het voldoende als het nieuwe onderwerp een niet-gewijd karakter heeft:
- | Er ruist langs de wolken
Een boer op een fiets
Hij trapte en trapte
Maar vorderde niets
(naar ‘Er ruist langs de wolken / Een lieflijke naam / Die hemel en aarde / Vereenigt tezaâm’) |
- | Als g'in een sloot gezeten
Geen uitkomst ziet
Wil dan nooit vergeten
Kikkers bijten niet
(naar ‘Als g'in nood gezeten / Geen uitkomst ziet / Wil dan nooit vergeten / God verlaat u niet’) |
En de Vlamingen maken van ‘Loof nu de Heer, halleluja’: ‘Stoof nu de peer, tante Julia’. Een ander heilig huisje is de eigen nationaliteit. Vandaar dat het Nederlandse volkslied onweerstaanbaar is: ‘Wilhelmus nat van sjouwe / Die kreeg een nieuwe fiets / Zijn vrouw die
| |
| |
moest 'm douwen / Want trappen kon hij niet’.
Een gewijd lied profaan maken is blijkbaar al voldoende om je te verkneukelen. Maar als de originele liedjes iets minder verheven van aard zijn, dan moet men nog een treetje afzakken voor het vormen van parodieën: naar het domein van de taboes. Uit alle aangedragen teksten blijkt dat drie taboes daarbij favoriet zijn.
| |
■ Nummer 3: onzindelijkheid
Op de derde plaats van favoriete taboeonderwerpen in dit soort liedjes staat alles wat met de stoelgang te maken heeft. Zo wordt de autoritaire uil van De Fabeltjeskrant als volgt te kakken gezet: ‘Hallo, meneer de Uil / Uw onderbroek is vuil / Wat gaan we daarmee doen? / Wassen met citroen!’ Let daarbij overigens op dat ‘uw’: ondanks het buiten hangen van de vuile was blijft de uil te eerbiedwaardig om te tutoyeren.
Er zitten ook liedjes in de collectie waarin gebraakt en geplast wordt (‘Anne! Als ik jou zie moet ik kotsen bij de buren!’, naar ‘Anne’ van Clouseau), maar de grote boodschap blijft het meest tot de verbeelding spreken:
- | Hey hey we're the Monkees
De Monkees zijn zo goed
Behalve die kleine Davy
Die poept nog in zijn broek
(naar de begintune van jarenzestig-serie The Monkees) |
- | Oya lélé
Ik zit op de plee
Met mijn broek naar benee
Het lijkt op saté
Maar het is diarree
(Naar ‘Oya lélé’ van K3) |
Vooral de stank is een dankbaar onderwerp:
Daar staat op geschreven:
The Monkees, met links ‘die kleine’ Davy Jones.
Beertje Colargol: ‘weer een ander wijf’.
| |
■ Nummer 2: geweld
Op de tweede plaats van het ereschavot van populaire manieren om een lied van zijn ernst te ontdoen, staat geweld. Niets en niemand is veilig: ‘Daar wordt op de deur geklopt / Hard geklopt, deur kapot’, een variant op het bekende sinterklaasliedje. Zelfs in je eigen huis niet (op de melodie van André van Duins ‘Er staat een paard in de gang’): ‘Er staat een wout in de gang (pang pang) / Ja, ja, een wout in de gang (pang pang) / Met een revolver.’
Het geweld is ook nogal eens cartoonesk, absurdistisch, en richt zich geregeld op de genitaliën:
- | Sla je moeder neer
Met een teddybeer
In Sesamstraat!
(de begintune van Sesamstraat, met als varianten: ‘Sla je oma dood / Met een kokosnoot’ en ‘Schiet je pa maar neer / Verkracht je teddybeer’) |
- | Ballen in de fik
Sperma in een blik
Popeye de viezerik! |
- | Schiet hem dood
In zijn kloot
Stop hem in een kissie
Doe er dan wat water bij
Dan zwemt-ie als een vissie
(naar ‘In het bos wonen indianen’) |
| |
■ Nummer 1: seks
Met stip op nummer één staat seks, alhoewel geweld soms ook nog wel een rolletje blijft vervullen, bijvoorbeeld als het over verkrachting gaat. Op dit gebied blijken de Teletubbies actief: ‘De Teletubbies komen / Ze schieten met condomen / En Dipsy kan niet wachten / Om Lala te verkrachten.’ Ook het beertje Colargol laat zich niet onbetuigd: ‘Met mijn dikke berenpik / Maak ik alle meisjes dik / Eén, twee, drie, vier, vijf / Heb ik weer een ander wijf / Vijf, zes, zeven, acht / Heb ik weer een beer verkracht.’
Maar gelukkig is er vrolijke seks genoeg in de liedjes. De afscheidstune van een kinderprogramma wordt: ‘Dag Plons, geile flikker / Dat was een geil verhaal / Nu gaan we lekker neuken / Tot morgen, allemaal.’ Ook lekker ontspannen klinkt het in ‘Ga liggen want ik wil eens met je neuken’ naar Doe Maars ‘Is dit alles?’ En de mannelijke bewondering spreekt uit: ‘Brigitte Bardot, Bardot / Die heeft ze niet zó maar zó’ (naar ‘Brigitte Bardot’ van de Emeralds; het eerste ‘zó’ gaat gepaard met een tweehandig gebaar voor kleine boezem, het handgebaar bij het tweede ‘zó’ duidt op een ruimere boezemomvang). Dat neemt niet weg dat sommige liedjes een afstandelijk karakter hebben. Op de wijze van ‘Naar de speeltuin’: ‘Af en toe doet pa met moe / Wat de stier doet met de koe.’
Meer instructief van opzet zijn:
- | Jet opgelet
Ga dan met Gobo naar bed
Neuken doe je vlot
In de Freggelgrot
(naar de herkenningstune van de poppenserie De Freggels, met vele varianten, waaronder: ‘Freggels opgelet / Neuken in een stapelbed / Ga maar op en neer / Doe het nog een keer!’) |
- | Hé ho, hé ho
Sneeuwwitje doet het zo
Haar benen wijd
Haar kut gespreid
Hé ho, hé ho
(naar het dwergenliedje uit Disneys Sneeuwwitje) |
Brigitte Bardot: ‘niet zó maar zó’.
Het draait duidelijk nogal eens om de seksualiteit van de dames; dat gebeurt ook in de adaptatie van ‘De wandel- | |
| |
club’, oorspronkelijk gezongen door Jasperina de Jong: ‘Jo met de dildo / En Mien met een man of tien / Kaatje met haar vinger in haar gaatje.’ Maar ook lichamelijke reacties van de man komen aan bod. Op de wijs van ‘Marina’ van Rocco Granata (of Stef Ekkel, die het nummer coverde) luidt het levenslustig: ‘Als ik jou zie lopen / Springt mijn gulp al open / Dat kost mij zeven knopen / Dat is mijn temperament.’ Het gaat mannen meestal niet makkelijk af in de liedjes. Het blijft vaak bij verlangen - en betaalde liefde wordt duur betaald:
‘Marina’ van Rocco Granata: levenslustig aangepast.
- | Ik zou je willen kussen
Niet op je benen maar ertussen
Maar 'k weet niet hoe
(naar ‘Hij weet niet hoe’, Benny Neyman) |
- | Zachtjes tikt mijn snikkel tegen het maandverband
Het ritme van de eenzaamheid
O waar o waar o waar kan ik mijn kwakkie kwijt
Het is de menstruatietijd
(naar ‘Ritme van de regen’, Rob de Nijs) |
- | Onder de blauwe hemel
In het suikerriet
Kun je neuken voor een kwartje
Dat je lul er blauw van ziet
Had ik het maar geweten
Dan had ik het niet gedaan
Want mijn piemel is versleten
En mijn kwartje naar de maan
(naar ‘Het land van Maas en Waal’, Boudewijn de Groot) |
En daar is Sinterklaas ook weer: ‘O, kom er eens kijken: Een doos kapotjes kant en klaar / Een rubb'ren lul met apenhaar / Wat is dat voor gefriemel? / Een eikenhouten piemel’.
| |
■ De Hema open
De platte liedjes doen denken aan twee andere fenomenen die eerder in Onze Taal ter sprake kwamen: de ‘mama appelsap’ en de ‘mondegreen’. Het verschil tussen die twee is subtiel; beide staan ze grofweg voor verkeerd verstane liedjes. Dan zingt Michael Jackson bijvoorbeeld: ‘Ma ma se, ma ma sa, ma ma coo sa’, maar de luisteraar verstaat: ‘Ma ma se, ma ma sa, mama appelsap’. Van beide fenomenen zijn enorme verzamelingen aangelegd, die online te vinden zijn.
Het bijzondere is dat sommige van die per ongeluk ontstane klankassociaties ook weer het vertrekpunt kunnen vormen voor de platte liedjes. Toen Onze Taal jaren geleden Nederlandse mondegreens inventariseerde, eindigde de klassieker ‘Midden in de winternacht / Ging de hemel open’ in de top-vijf; wat werd verstaan, was dat ‘de Hema’ openging. Veel mensen waren opgegroeid met het idee dat het lied écht zo ging. Maar opvallend genoeg blijkt dankzij deze nieuwe inventarisatie dat dit mogelijke misverstand uitgebouwd is tot een heel liedje:
Maar de herders kwamen niet
Dus de Hema ging failliet
Sommige woorden en kreetjes schreeuwen vanwege hun klankassociaties ook gewoonweg om een andere (meestal seksuele) toepassing:
- | De pik van Janussie die gaat er altijd in
(naar ‘Een pikketanussie’, Johnny Jordaan) |
- | Is het lang geleden
Is het lang geleden
Dat je bent besneden aan je
Ding-dinge-dong?
(naar ‘Dinge-dong’, Teach-In) |
- | Dikke lul, dikke snee
Van een meter of twee
(naar ‘Diggi Loo, Diggi Ley’, de Herrey's) |
‘Het land van Maas en Waal’; variatie: ‘En mijn kwartje naar de maan’.
| |
■ Poëtisch vernuft
Hoe pak je het verder aan, zo'n parodie? Ze ontstaan eigenlijk voor een groot deel volgens eenzelfde procedé. De eerste regel is meestal gelijk aan het refrein van het oorspronkelijke lied. Dus schreeuw eenvoudigweg, net als in het origineel van Tears for Fears, uit volle borst: ‘Shout, shout’. Neem vervolgens een willekeurig rijmwoord. Echt, het maakt niet uit wélk rijmwoord (bijvoorbeeld goud), en leg een verband met een van de taboe-onderwerpen: ‘mijn lul is van goud’. En dan gewoon lekker doorpakken: ‘mijn ballen zijn van zilver en mijn reet is van hout.’
De jongeren doen het allemaal feilloos. Het rijm dat in de oorspronkelijke liedjes zat, meestal eindrijm in een aabb-, of abcb-schema, zetten ze moeiteloos om naar hun eigen varianten. Zelfs Engelstalige liedjes voorzien ze van gelijkluidend rijm:
I was walking down the street |
Met een zak friet |
Zonder mayonaise want dat lust ik niet |
(‘I was walking down the street |
Rocking my beat |
Clapping my hands and stomping my feet’ Uit: ‘Go See the Doctor’ van Kool Moe Dee) |
Slechts een heel enkele keer is het rijm minder geslaagd:
- | Sinterklaas is jarig
Hang hem aan de muur
Schiet hem in zijn ballen
Met een mitrailleur. |
- | Popeye the sailorman
Poepen dat vindt-ie fijn |
- | Oh my darling
Stinkt naar paling
(naar ‘Oh My Darling, Clementine’) |
Maar dat zijn echt uitzonderingen.
Al sinds mensenheugenis wordt er geklaagd over de taalvaardigheid van jongeren. Maar wie bedenkt dat al deze varianten dus juist uit hun brein zijn ontsproten, zal daar misschien toch anders over gaan denken. Uit al deze verbasteringen van de laatste decennia spreekt weinig minder dan poëtisch vernuft. Blijkbaar zit het wel snor met de taalvaardigheid.
Alle inzenders: hartelijk dank voor de bijdragen!
|
|