■ Voegwoorden
Zo'n komma-intonatie is typisch voor een vooropgeplaatste bijzin: ‘Toen wij vertrokken, begon het te regenen’, ‘Omdat ik het koud heb, doe ik het raam dicht’, ‘Aangezien ik Marokkaan ben, kom ik graag bij de mensen thuis.’ In al deze gevallen stijgt de toon aan het einde van de bijzin, dan volgt een pauze, en dan begint de toon weer lager. Door zo'n komma-intonatie te gebruiken bij een andere constructie suggereer je dus dat het eerste stuk een bijzin is bij het tweede stuk.
De combinatie van een (bijwoordelijke) bijzin en een andere zin gaat altijd gepaard met een of ander verband, meestal uitgedrukt in het voegwoord (toen, als, omdat, aangezien). Daarmee hebben we dus een verklaring voor het gevoelde verband in zinnen als ‘Als Marokkaan kom ik graag bij de mensen thuis’ en ‘Opgericht in 1888 heeft Sparta al vele prijzen gewonnen.’ Het is niet alleen de context die het verband oproept, maar ook de uitspraak. De uitspraak suggereert een bijzin, en wil je als Marokkaan of opgericht in 1888 als een bijzin opvatten, dan moet je in gedachten een voegwoord toevoegen: dus interpreteer je automatisch omdat, aangezien, toen. Wélk voegwoord je kiest, is afhankelijk van de context, maar dát je een voegwoord moet kiezen wordt door de constructie afgedwongen.
Hiermee snap je ook waarom taalgebruikers in dit soort constructies de neiging hebben om zijnde toe te voegen: ‘Als Marokkaan zijnde kom ik graag bij de mensen thuis.’ Het werkwoord zijnde versterkt de suggestie dat het eerste stuk een bijzin is, en dat je een zeker verband moet begrijpen. Zijnde mag hier dan als taalfout bekendstaan, de neiging om het toe te voegen is hiermee wel verklaard.