Vroeg Surinaams-Nederlands
Nadat Suriname in 1667 veroverd was op de Engelsen, vestigden Nederlandse ambtenaren, militairen, planters en ondernemers zich in dat land. Ze troffen er van alles aan waarvoor het Nederlands geen woorden had - culturen, gebruiken, planten en dieren -, en dus breidden ze hun woordenschat uit met nieuwe termen.
De grote deskundige op het gebied van dat Surinaamse Nederlands was de eerder dit jaar overleden bioloog Jan van Donselaar, auteur van het in 1977 verschenen (en in 1989 herziene) Woordenboek van het Surinaams-Nederlands. Dat werk beschrijft het ‘moderne’ Surinaams-Nederlands, van pakweg de laatste honderdvijftig jaar, maar Van Donselaar is vrijwel tot zijn dood blijven werken aan een boek dat de voorgeschiedenis hiervan moest beschrijven: een lexicon van Surinaamse woorden die in gebruik waren tussen 1667 en 1876 (het jaar dat de leerplicht in Suriname werd ingevoerd). Zijn werk eraan heeft hij kunnen afronden, maar de publicatie van het woordenboek heeft hij net niet meer meegemaakt. Het is afgemaakt door Nicoline van der Sijs.
Het Woordenboek van het Nederlands in Suriname van 1667 tot 1876 bevat 2100 woorden, vaste verbindingen en vaste uitdrukkingen. Het boek geeft de betekenis daarvan, en waar nodig een korte toelichting. Verder wordt ook steeds aangegeven waar het woord vandaan komt: is het een nieuwvorming (pindakaas, blaasman), een woord dat er een tweede betekenis bij heeft gekregen (bedelving, benedenwaarts), of een leenwoord (araroet, bacove)? En ten slotte wordt de periode vermeld waarin het woord is aangetroffen
Het boek is exclusief te koop bij Onze Taal. Zie de aanbieding op blz. 206. Woordenboek van het Nederlands in Suriname van 1667 tot 1876 is een uitgave van het Meertens Instituut en kost €25,- (ingenaaid, 290 blz.). ISBN 978 90 7038 977 2