Beroerte
Met beroerte duidt men een herseninfarct aan, een plotselinge toeval of verlamming, veroorzaakt door een bloeduitstorting in de hersenen. In deze betekenis is het woord voor het eerst in 1667 vermeld. Het woord beroerte bestond al in de Middeleeuwen, maar toen had het een ruimere betekenis, namelijk ‘onlust, oproer’ - denk aan de naam van het beroemde gerechtshof van Alva: de Raad van Beroerten.
De ziektenaam beroerte is afgeleid van beroeren (‘aanraken’), en bewijst dat men in het verleden veronderstelde dat een beroerte ontstond als gevolg van de aanraking door een demon. Dit geloof blijkt ook uit verschillende dialectbenamingen voor de ziekte, zoals geraaktheid, en beslag, sjlaag en geslegenheid. De laatste drie woorden zijn afleidingen van slaan, en geven dus het geloof weer dat de ziekte optreedt door een slag of klap van een hogere macht. ‘Dese ziekte wordt by ons (...) Apoplexie, Beroertheydt, oft Godts-handt, ghenaamt’, vermeldt de letterkundige Jacobus Viverius in 1665.
In plaats van beroerte wordt sinds het einde van de negentiende eeuw in het Nederlands ook het Franse leenwoord attaque gebruikt, dat letterlijk ‘aanval’ betekent. Kennelijk zagen de Fransen in de ziekte het optreden - een aanval - van een demon. In Nederlandse dialecten is het leenwoord attaque verkort tot aantak of tak (daarnaast komt voor: tak van een beroerte).