| |
| |
| |
Marc van Oostendorp
Een leven lang strijden voor het ABN
Bij de dood van P.C. Paardekooper (1920-2013)
De op 1 mei overleden taalkundige P.C. Paardekooper was niet alleen bekend, bijvoorbeeld van zijn vroeger op scholen veelgebruikte zinsontleedmethode, hij was ook legendarisch eigenzinnig. Of het nu ging om spelling, beschaafde uitspraak, Vlaams of Afrikaans: hij had zijn geheel eigen mening, en liet die duidelijk horen.
Prof. dr. P.C. Paardekooper in 2003.
Foto: Maartje Geels / Hollandse Hoogte
De taalkundige P.C. Paardekooper (1920-2013) was misschien wel de laatste vurige verdediger van het Algemeen Beschaafd Nederlands. Het woord beschaafd in die zinsnede roept sinds de jaren zestig weerstand op, maar Paardekooper vond het juist belangrijk om eraan vast te houden: ‘Het is een aansporing om leerlingen hun luiheid te laten overwinnen in de beheersing van een andere taal als hun dialekt’, schreef hij in 1980 in Onze Taal. ‘In het algemeen maakt iedereen zich populair die eisen verlaagt, want hij is de bondgenoot van die luiheid. Ik heb niks tegen een verlaging van onredelijk hoge eisen, maar daarvan is geen sprake bij die van de ABN-beheersing.’
Paardekooper zei graag duidelijk waar het op stond. Hij wist dat de lezer zijn wenkbrauwen fronste wanneer hij zoiets las, niet alleen vanwege de inhoud, maar ook vanwege de vorm: ‘een andere taal als hun dialekt’? ‘Niks’? Was dat zelf wel Algemeen Beschaafd Nederlands? Volgens Paardekooper wel, en hij was de enige die zich decennialang van de redactie van Onze Taal zulke afwijkingen van de norm mocht permitteren. Dat kwam doordat hij een groot taalgeleerde was, die waarschijnlijk meer wist van de Nederlandse taal dan wie ook, vooral van de zinsbouw, maar ook doordat hij tegelijkertijd beminnelijk wist te zijn én zeer overtuigd van zijn eigen gelijk.
Van alle Nederlandse taalkundigen was Paardekooper in de afgelopen decennia misschien wel het meest aanwezig in het maatschappelijke debat over taal. Hij droeg daaraan bij met boeken, wetenschappelijke artikelen en taalpoli- | |
| |
tieke beschouwingen, niet alleen in Onze Taal, maar ook in NRC Handelsblad en allerlei andere tijdschriften en kranten. Hij schreef daarbij over tal van onderwerpen: de spelling, bijvoorbeeld, of de Nederlandse zinsbouw, of de kwaliteit van het Nederlands in Vlaanderen. En hij was nooit bang een controversieel standpunt in te nemen.
| |
■ Wendier
In spellingzaken was Paardekooper ronduit militant. Hij richtte in 1963 de Vereniging voor Wetenschappelike Spelling (VWS) op. Die vereniging streefde naar een schrijfsysteem dat gebaseerd was op één principe: je moest schrijven zoals je sprak, of preciezer: zoals ‘beschaafde’ mensen spreken. Iedere letter moest staan voor precies één klank en omgekeerd. Om dat goed te doen was volgens hem een diepgaand taalkundig inzicht in het klanksysteem nodig. ‘Zo bestaat het woord zak uit drie klanken: z + a + k. Hoeveel klanken komen er nu bij als u er een meervoud van maakt? Niet meer als één, nl. een toonloze klinker. Helaas spellen we die net als de klinker van zet. Het ergste is dan dat we bovendien twee andere domme dingen doen in zakken: de ineens dubbel spellen, en achter de e een n zetten die er niet hoort.’ Het was volgens Paardekooper dus minder ‘beschaafd’ om die n wél te zeggen.
Over de acceptatie van spellingen als ‘Sogt?ns lad? ik gou m?n hont in d? taksi’ was hij optimistisch. ‘Ieder mens is een wendier’, schreef hij. ‘Hij zweert bij dingen waaraan ie gewend is en protesteert tegen nieuwigheden. Het gevloek en gegil in ingezonden stukken is een onmisbaar begeleidend verschijnsel bij iedere spellingsanering. Maar na de doorvoering daarvan is dat protest ook altijd vlug opgehouden. Je went binnen een paar weken aan de verbetering.’
De VWS nam gaandeweg overigens minder radicale standpunten in en hief zichzelf uiteindelijk in 2011 op, bij gebrek aan belangstelling. Het wendier had het gewonnen van Paardekoopers strenge logica.
| |
Paardekooper over zijn methode
In september 2000 stond er in Onze Taal een interview van Jan Erik Grezel met P.C. Paardekooper. Daarin zei hij over de zinsontleedmethode in zijn Beknopte ABN-syntaksis onder meer:
Het is in de eerste plaats een ontleedtechniek. Je laat de zin intact en zinsdelen geef je aan met haakjes, accolades, strepen en dubbele strepen. Die techniek is in iedere onderwijsmethode bruikbaar en bespaart kind en meester ontzettend veel tijd. Bij de traditionele ontleding worden zinsdelen apart opgeschreven. Dus bij het zinnetje ‘Jan zag z'n vader’ krijg je ‘Jan = onderwerp’, ‘zag = werkwoordelijk gezegde’, ‘z'n vader = lijdend voorwerp’, allemaal onder elkaar. In mijn methode is het ‘(Jan) (zag) z'n vader.’ Klaar.
In de tweede plaats ontleed ik consequent formeel. Dat wil zeggen dat voor mij uitsluitend de vorm de basis is voor het ontleden. De klassieke spraakkunst heeft gehinkt op twee gedachtes: de formele basis en de semantische, dus de betekenis. Hoe vind je ‘het onderwerp’ in een zin? De formele basis is: welk zinsdeel veroorzaakt door eigen getalsverandering (enkelvoud/meervoud) verandering in de persoonsvorm? De semantische basis is: wie doet het? Maar dat is een krakkemikkige manier om het onderwerp te vinden.
| |
■ Mekaar
Onder zijn vakgenoten zal Paardekoopers naam waarschijnlijk het langst voortleven als de auteur van de Beknopte ABN-syntaksis. Anders dan de naam doet vermoeden, telde het werk in de laatste, door de auteur in 1986 in eigen beheer uitgegeven druk bijna duizend zeer dicht bedrukte pagina's over de Nederlandse zinsbouw. Hij bleef het boek desondanks ‘beknopt’ noemen, omdat hij ervan overtuigd was dat hij nog steeds maar een fractie had beschreven van wat er allemaal over de zinsbouw te zeggen zou zijn. Pas de ‘kindskinderen van onze kindskinderen’ mochten hopen op een naar volledigheid strevende grammatica van het ABN, zo schreef hij in het voorwoord bij de eerste druk.
Wat er wel of niet tot dat ABN behoorde, bepaalde Paardekooper ook in dit geval zélf. Wie elkaar opzoekt in het register van de Beknopte ABN-syntaksis, vindt alleen een verwijzing naar het woord mekaar. Dat laatste was volgens de schrijver kennelijk (hij legt niet uit waarom hij die keuze maakte) het échte, levende Nederlandse woord. Elkaar beschouwde hij waarschijnlijk als een kunstmatig, schrijftalig woord, en hij vond dat er één keuze gemaakt moest worden. ‘Iedere buitenlander zal een ABN-studie onmiddellijk opgeven’, schreef hij ooit, ‘als z'n spraakkunst zegt: “One another vertaal je soms met mekaar, soms met elkaar, maar daarnaast kom je ook elkander, malkander en malkaar nog wel es tegen.’
Over mekaar heeft hij vervolgens een heleboel op te merken: hoe we wél kunnen zeggen: ‘De jongens plagen mekaar’, maar niet: ‘De jongen plaagt mekaar’, omdat mekaar kennelijk op een meervoudig woord terug moet slaan. En hoe die regel dan weer wordt overtreden in uitdrukkingen als ‘Nou ga jij achter mekaar naar bed’ of ‘Het schuurtje valt in mekaar.’
Steeds wijst Paardekooper nieuwe details aan. Waarom kun je wel zeggen ‘een vaas vol bloemen’, maar niet ‘een vaas leeg bloemen’?
| |
■ Methode-Paardekooper
Wie van taal houdt, kan makkelijk dagen doorbrengen met de Beknopte (die overigens sinds enige jaren gratis kan worden geraadpleegd op de website van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, www.dbnl.org). Steeds weet Paardekooper weer nieuwe details aan te wijzen waar je nog nooit over had nagedacht. Waarom kun je wel zeggen ‘een vaas vol bloemen’, maar niet ‘een vaas voller bloemen (dan een andere)’ of ‘een vaas leeg bloemen’? Waarom kan ‘Ik heb er in de kelder een massa’ wel een korte vorm zijn van ‘Ik heb in de kelder een massa flessen’, maar niet van ‘Ik heb in de kelder een massa boter’? Waarom klinkt het raar om te zeggen: ‘Ik vraag me af of het niet veel scheelde of je was gezakt’?
Ook als Paardekoopers antwoord op die vragen soms wat ingewikkeld is, en lang niet alle vakgenoten het eens zijn met zijn analyse, komt hem in ieder geval de eer toe dat hij zo veel van die kwesties heeft opgeworpen. Bovendien
| |
| |
heeft hij een grote invloed gehad op alle syntactici die na hem kwamen. ‘Veel van de door Paardekooper ontwikkelde en/of gepropageerde testen worden in het taalkundige onderzoek dagelijks gebruikt’, schreef de taalkundige Hans Broekhuis in een in memoriam op het internet, ‘alleen zijn velen zich er niet van bewust dat ze daarmee de methode-Paardekooper toepassen.’ (Zie voor die methode het kader op de vorige bladzijde.) Broekhuis is zelf de auteur van een grootse Engelstalige grammatica in wording van het Nederlands, Syntax of Dutch.
De lezingen leidden er uiteindelijk toe dat hem door de minister van Justitie een spreekverbod werd opgelegd.
Bundeling van Paardekoopers lezingen over Vlaanderen, uit 1962.
| |
■ Pief - poef - paf
Bovendien zorgde Paardekooper ervoor dat zijn methode ook in het lager onderwijs gebruikt werd, zodat veel niettaalkundigen er ook vertrouwd mee zijn. Een vereenvoudigde versie van zijn manier om zinnen te ontleden kwam terecht in de lesmethode De taaltovenaar, die in de jaren zeventig en tachtig vooral in het zuiden van Nederland en in Vlaanderen gebruikt werd. In Vlaanderen - hij was jarenlang hoogleraar in Kortrijk - werd hij bovendien bekend om een ABN-uitspraakgids, waarin hij opschreef hoe volgens hem Nederlandse woorden correct moesten worden uitgesproken.
Die correcte uitspraak hield hij kennelijk ook zijn studenten voor. ‘Paardekooper checkte onze groei ook persoonlijk tijdens zijn beruchte ABN-babbels’, schreef een van hen, Sabine Vandeputte, de VRT-correspondente in Nederland. ‘Sommige meisjes stonden al na één minuut huilend op de gang. Zij waren “dood”. De professor zei namelijk “pief” bij de eerste fout, “poef” bij de tweede en bij de derde, “paf”, was je dood en moest je gaan.’ Er waren overigens ook veel studenten die dol waren op de man die ze onderling, zonder dat hij het wist, ‘de hengst’ noemden - een woordspeling op zijn achternaam.
| |
■ Annekseren
Paardekoopers eigenzinnigheid hierbij - ook in deze uitspraakgids ging hij er bijvoorbeeld weer van uit dat het ‘beschaafd’ was om de n niet uit te spreken - leverde hem ook wel kritiek op. In de kolommen van Onze Taal ging het er begin jaren tachtig in ieder geval soms heftig aan toe. ‘Hij weet veel,’ schreef de dialectologe Jo Daan over Paardekooper, ‘maar hij is ook egocentrisch, want de norm die hij aanlegt zal nog altijd wel zijn eigen dialect zijn, een van de vormen van Leids dialect.’ Als antwoord meldde Paardekooper dan weer dat hij Daans kritiek de ‘de aandacht (zou) geven die die verdient: geen’.
Paardekooper had nog wel heftiger kritiek over zich afgeroepen. In 1962 gaf hij een serie lezingen voor de KROradio onder de titel ‘Er zijn geen Belgen!’, waarin hij niet alleen ageerde tegen discriminatie van het Nederlands in Brussel, maar ook vurig pleitte voor de eenheid van Nederland en Vlaanderen: ‘Nederland heeft dus geen 11 provincies zoals de schooljuffrouw u geleerd heeft, maar 16. Dat is heel prettig: Nederland is groter als u dacht. Stop: ik ben aan het annekseren. Dat gaat zomaar niet. Luister: Nederland kan België niet meer annekseren, want België is Nederland.’
Tegelijkertijd sprak hij laatdunkend over het taalgebruik van de Vlaamse intelligentsia: ‘Ik heb oude professoren wel es kollege horen geven in het Izegems en het Turnhouts. Het is haast niet te geloven, maar het zijn feiten. Snapt u hoe erg het moet zijn voor een intellektueel als hij z'n kultuurtaal niet beheerst.’ De lezingen leidden er uiteindelijk toe dat hem door de minister van Justitie een spreekverbod werd opgelegd en dat hij uit het land zou worden verwijderd als hij zich niet aan dat spreekverbod hield. Later, in de jaren negentig, zou Paardekooper zich al even strijdbaar uitspreken voor zorg om het Afrikaans in het Zuid-Afrika van na de apartheid.
| |
■ Liefde
Natuurlijk zocht Paardekooper niet alleen de controverse. Hij laat ook een rijk oeuvre na van geleerde artikelen en was daarnaast bijvoorbeeld een groot liefhebber van het werk van de schrijver Willem Brakman - in 1992 richtte Paardekooper de Willem Brakman Kring op, die zich volgens hem moest beijveren om te komen tot een verzameld werk.
Toch kun je Paardekooper niet goed begrijpen zonder die strijd. Nederlandse taalkundigen zijn meestal niet zo polemisch. Ze beschouwen hun moedertaal klinisch, als een object dat buiten henzelf staat en waar ze weinig gevoelens bij koesteren. Er zullen weinig mensen zijn die het op alle punten met Paardekooper eens zijn - het is maar de vraag of hij daar zelfs maar naar streefde. Maar uit alles wordt duidelijk dat hij die strijd voerde uit liefde voor een ideaal, dat hem zijn leven lang in zijn greep heeft gehouden: het Algemeen Beschaafd Nederlands.
| |
Paardekooper in Onze Taal
Geregeld behandelde P.C. Paardekooper in Onze Taal allerlei kwesties die hem dwarszaten. Zo schreef hij in december 1981:
| |
Handschudderij in de NRC-H
Kranten zijn haastwerk, - niks aan te doen. Maar de NRC-H heeft een reputatie op- en anglicismes tegen te houden. Toch lees ik bij herhaling handen schudden met; de laatste keer onder een foto op de voorkant van het nummer van 9-10-81: ‘Ze schudde handen met Afghaanse vluchtelingen.’ Foei, NRC-H.
|
|