Raarwoord
Putropolitaan
Guus Middag over opmerkelijke woorden, oud en nieuw.
In zijn gedicht ‘Rotterdam’ vertelt de Rotterdamse dichter Riekus Waskowsky (1932-1977) ons over de grote Rotterdammer Erasmus (ca. 1467-1536). Waskowsky noemt hem ‘de grote putropolitaan’. Dat woord kende ik niet. Het zal wel iets met de internationale bereisdheid van Erasmus te maken hebben, leek mij. Ik dacht aan drukte, grote stad, de humanist die in vele buitenlanden thuis was. Ik dacht aan woorden als metropool en kosmopoliet. Zo'n soort woord leek putropolitaan mij ook.
Maar Van Dale bleek het niet te kennen. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) ook niet. En Google ook niet, behalve dan op deze plek bij Waskowsky. Een ‘politaan’ leek mij een bewoner van een ‘polis’, een stad. Waar kwam dat eerste deel, putro vandaan? In het Latijnse woordenboek vond ik het adjectief puter. Dat betekende ‘vermolmd, verweerd, verrot’. En een werkwoord puteo: ‘stinken, muf rieken’. Vandaar liep er ook een lijntje naar het woord pus, dat wij nog steeds kennen: ‘etter’. Maar wat had dat met onze Erasmus Roterodamus te maken?
Het duurde even voordat ik het zag. Een putro-politaan is een inwoner van Putro-polis: Etter-dam, Rotdorp, Stink-stad. Het woord Rotte in de naam Rotterdam was hier niet opgevat als riviernaam, maar letterlijk, als een verwijzing naar rotting. En vervolgens was daar een Neolatijnse vertaling bij verzonnen. In die spottende betekenis blijkt Putropolis in een enkele negentiende-eeuwse tekst ook al voor te komen, zo leert Google. Kende Waskowsky die tekst? Misschien. Of, dat kan ook, hij heeft het woord opnieuw verzonnen toen hij, met de nodige zelfhaat, op zoek was naar een Latijns klinkende naam die de bewonderde humanist Erasmus had kunnen gebruiken voor zijn mooie Rotstad aan de Maas.
Guus Middag