■ D/t-regel
‘Ik nam vervolgens een baan van eenentwintig uur aan het Hilversumse Alberdingk Thijm College om uit militaire dienst te blijven. Toen dat niet nodig bleek - ik werd afgekeurd wegens een chronische kaakontsteking - kortte ik dat aantal uren drastisch in, hetgeen resulteerde in eervol ontslag. Vervolgens gaf ik een tijdje les aan de Amsterdamse Amstel Academie, een school voor “wassen, koken, strijken”.’
‘Ik moest daar huishoudschoolleraressen in spe Nederlands geven. Geen leuke tijd. Met die meiden kreeg je nauwelijks contact. Ze hadden totaal verschillende achtergronden; de een kwam van het gymnasium, de ander had nauwelijks opleiding genoten. Ik was in die tijd jong, en onervaren, totaal niet opgewassen tegen het leven.’ Uitroepend: ‘Moet je nagaan, op de Amstel Academie werd mijn póst opengemaakt! Nu zou ik zeggen: “Wat dénkt u wel? Bent u nu helemáál van de ratten besnuffeld ...?!” Maar toen zei ik: “Ja meneer, nee meneer.”’
‘In Tilburg had ik al ontdekt dat mijn opleiding voor geen centimeter bleek aan te sluiten bij de praktijk. Zo wist ik alles van de transformationeel-generatieve grammatica van Chomsky, maar niks van hoe je een klas in bedwang moest houden, of hoe je de d/t-regel moest uitleggen. We hadden didactiek gekregen van docenten bij wie je in slaap viel - dat zegt genoeg. Toch kreeg ik in Tilburg alle vertrouwen en begeleiding. Het was alleen jammer dat die school in Tilburg stond.’
‘Ook in Hilversum was ik niet op mijn plek. Vooral de eindexamenklas was een crime. De lagere klassen gingen goed: de kloof van jaren was groter, ik had daar meer overwicht. Als je taalgevoel had, had je aan mij een goeie, maar als het vak je niet lag, had je het zwaar. Die d's en t's moest je gewoon beheersen. Ik snap niet dat daar altijd zo veel fouten mee worden gemaakt; je laat het woord door je mond rollen, kijkt eens naar de andere vormen, maakt er verleden tijd van ... Al snel moet dan toch duidelijk worden hoe zo'n woord in elkaar zit. Blijven dingen over als: “Vind je ook niet?” en “Vindt je vader dat ook niet?”, maar zó moeilijk zijn die nu ook weer niet.’