| |
| |
| |
Jan Erik Grezel
De lat steeds hoger
Inburgering [1]: eerst examen, dan pas emigreren
Sinds 2007 zijn buitenlanders die zich in Nederland vestigen, verplicht om in te burgeren. Het leren van de Nederlandse taal is daarbij een belangrijk onderdeel. In twee artikelen gaat Jan Erik Grezel in op wat die inburgering tegenwoordig allemaal inhoudt. Komend voorjaar bespreekt hij de inburgering van buitenlanders bínnen Nederland. Nu eerst wat daaraan voorafgaat: het examen in het land van herkomst.
Illustratie: Frank Dam
‘Is een auto om in te rijden of te koken?’, klinkt het goed gearticuleerd uit de koptelefoon van de computer. Ik moet snel antwoorden, maar blijf haken aan de vraag. De constructie rammelt en de keus is wat wonderlijk. Wat je allemaal niet in of met een auto kunt doen, schiet er door mijn hoofd. Geen tijd voor fantasieën, ik moet verder. ‘Om in te rijden’, antwoord ik braaf in de microfoon. De volgende vraag mag er ook wezen: ‘Fiets je op een rivier of op een pad?’ De waterfiets buiten beschouwing latend kies ik voor het laatste. Voort maar weer: ‘Wat is langer: een arm of een been?’ Bij een chimpansee weet ik het nog zo net niet, maar laat ik bij mezelf blijven: ‘Een been’, zeg ik. Nog ééntje: ‘Als je een groot gezin hebt, heb je dan veel of weinig kinderen?’ Hm, hier kan geen misverstand over bestaan.
| |
■ Via de telefoon
De vragen die ik zojuist heb beantwoord, komen uit een oefenexamen voor de Toets Gesproken Nederlands (TGN). De oefentoets - die meer omvat dan vragen beantwoorden - geeft een redelijke afspiegeling van het echte examen. Die Toets Gesproken Nederlands is een van de drie onderdelen van het ‘Basisexamen inburgering’ (zie het kader op de bladzijde hiernaast).
Het is een examen dat in allerlei landen wordt afgenomen, behalve in Nederland. Want inburgeren in Nederland begint tegenwoordig in het buitenland: buitenlanders die in Nederland willen gaan wonen, moeten vóór emigratie dit basisexamen afleggen op de Nederlandse ambassade of een Nederlands consulaat in hun eigen land. Het is een mondeling examen dat per telefoon wordt afgenomen. Aan de andere kant van de lijn houdt een spraakherkenner de score bij.
Bij het tweede onderdeel, Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS), krijgt de kandidaat foto's van bijvoorbeeld de koningin met de vraag: ‘Waar woont de koningin?’ Het goede antwoord, dat examinandi zelf moeten formuleren, is niet ‘in een paleis’ maar ‘in Den Haag’. Tot slot wordt de leesvaardigheid getest, in het onderdeel Geletterdheid en Begrijpend Lezen (GBL). Daarbij moet de kandidaat woorden en zinnen voorlezen, zinnen aanvullen en vragen over gelezen verhaaltjes beantwoorden. Ook dat gaat via de telefoon.
| |
■ Verkeersboete
In 2010 deden bijna negenduizend mensen het examen. De laatste jaren is er een lichte stijging van het aantal mensen dat zich ervoor aanmeldt. Die groep bestaat vooral uit niet-westerse allochtonen. Zij móéten het examen halen voordat zij een verblijfsvergunning voor Nederland kunnen krijgen - in ambtenarentaal: een ‘machtiging tot voorlopig verblijf’ of kortweg ‘mvv’. Door internationale verdragen geldt de eis niet voor de meeste Europeanen en ook bijvoorbeeld niet voor mensen uit Turkije, de VS of Japan. In de praktijk zijn de kandidaten voor het merendeel huwelijksmigranten: vrouwen wier mannen vaak al jaren in Nederland wonen. Dat zijn niet alleen vrouwen uit Noord-Afrika of het Midden-Oosten. Ook een Argentijnse, Thaise of Filipijnse die zich bij haar
| |
| |
grote liefde in Nederland wil voegen, moet eraan geloven.
Inburgeraars in spe kunnen bij het examen laten zien dat ze het Nederlands passief al enigszins onder de knie hebben. Maar ze moeten, als gezegd, ook van alles over Nederland weten: dat Máxima de echtgenote is van onze kroonprins, dat Nederland eigenlijk ‘laag land’ betekent en dat je een verkeersboete niet rechtstreeks betaalt aan de agent die jou aanhoudt, maar via een acceptgiro.
Op 1 april 2011 zijn de exameneisen verhoogd. Die maatregel is in 2009 voorgesteld door de toenmalige minister Van der Laan en destijds breed omarmd door de Tweede Kamer. Politiek is het een heikel punt. De PVV ziet de verzwaring van het examen graag als een extra barrière voor migranten. Voor het oude examen slaagde 90 procent in één keer. Maar volgens de verantwoordelijke bewindslieden (toen Van der Laan, nu Donner) is de aanscherping van de eisen bedoeld ‘om betere aansluiting te krijgen op de inburgering in Nederland’. Zo is er de component leesvaardigheid toegevoegd (het al genoemde Geletterdheid en Begrijpend Lezen). Analfabeten zullen dus eerst het Latijnse schrift moeten leren voor zij naar Nederland kunnen verhuizen. Brug of barrière, uitzonderlijk zijn de eisen niet. In landen als Australië, Canada en Nieuw-Zeeland maakt een pittige taaltoets voor migranten al veel langer deel uit van de immigratieprocedure. Frankrijk stelt per 1 januari strengere voorwaarden aan vreemdelingen die zich willen laten naturaliseren; dat zijn er zo'n honderdduizend per jaar.
| |
■ Rood, wit, blauw
Wat houdt ‘de telefoontoets’ - zoals de onlinetest kortheidshalve heet - nu precies in en hoe bereiden migranten zich hierop voor? De kern van het examen is de genoemde Toets Gesproken Nederlands. Die bestaat uit de onderdelen ‘vragen beantwoorden’, ‘nazeggen’ en ‘tegenstellingen geven’. In alle gevallen moet de kandidaat luid en duidelijk spreken. De computer in Nederland beoordeelt niet alleen of de antwoorden juist zijn, maar ook de verstaanbaarheid van de kandidaat. De vragen die gesteld worden, zijn soms onwerkelijk, op het hilarische af. ‘Is januari een dag of een maand?’, ‘Kun je melk eten of drinken?’ Sommige zijn, ook door het ontbreken van een keuzemogelijkheid, niet sluitend te beantwoorden: ‘Wie woont er op een boerderij?’ Andere zijn glashelder en cultuuronafhankelijk: ‘Een uur, hoeveel kwartier is dat?’, ‘Hoe noem je het gebouw waar kinderen les hebben?’
‘Zulke vragen zijn niet moeilijk’, zegt Maria Cecelia (28) uit de Filipijnen, die zich in haar vaderland door zelfstudie goed had voorbereid op de toets. Ook het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving ging haar makkelijk af. ‘Je ziet bijvoorbeeld een foto met de Nederlandse vlag en hoort de vraag: “Welke kleuren heeft de Nederlandse vlag?” Rood, wit, blauw toch?’
Jiturai (31) uit Thailand had ook weinig moeite met de foto's. ‘Rechts zie je de zee, in het midden een weg over een hoger stuk land, links land dat veel lager ligt. Vraag: “Wat is dit?” Een dijk natuurlijk.’ Ze kan het goed vertellen, maar haar uitspraak (gewend aan de toontaal die het Thais is) laat nog wat te wensen over.
Bij de Toets Gesproken Nederlands is het ‘nazeggen’ is het moeilijkste onderdeel.
| |
Het basisexamen inburgering
De meeste mensen van buiten Europa die in Nederland willen gaan wonen (dat zijn vooral huwelijksmigranten), moeten een Nederlands basisexamen inburgering afleggen in hun eigen land. De toets wordt per telefoon afgenomen en bestaat uit drie delen, die alle voldoende moeten zijn:
1. | Toets Gesproken Nederlands (TGN) |
2. | Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) |
3. | Geletterdheid en Begrijpend Lezen (GBL) |
Op 1 april zijn de exameneisen verzwaard, doordat punt 3, Geletterdheid en Begrijpend Lezen, eraan is toegevoegd. Het eerste onderdeel, de TGN, zorgt doorgaans voor de grootste problemen, zeggen deelnemers. Dat spreekt ook uit de cijfers van de analyse van de examens van vóór april 2011 (waar de GBL dus nog niet in zat). De TGN bestaat uit ‘nazeggen’, ‘vragen beantwoorden’, ‘tegenstellingen geven’ en ‘een verhaaltje navertellen’. Vooral het nazeggen blijkt een struikelblok. De examenkandidaat hoort zinnen als ‘Door de harde regen zijn veel planten beschadigd’, en uitdrukkingen als ‘Dat kun je op je vingers natellen.’ Het onderdeel ‘tegenstellingen’ vinden kandidaten over het algemeen niet moeilijk. Als instructie wordt de kandidaat meegegeven: ‘U hoort niet, dan zegt u “wel”.’ Daarop volgen losse woorden: ochtend, laatste en oorlog. Of arm, waarbij ik me afvraag of been echt fout is. En gister: zou vandaag ook mogen in plaats van morgen?
| |
■ Coulant
Iedereen die het examen heeft gedaan, is het erover eens dat het ‘nazeggen’ bij de Toets Gesproken Nederlands het moeilijkste onderdeel is. Het gaat zo snel, vinden veel kandidaten. Bij dat onderdeel horen kandidaten bijvoorbeeld: ‘Dat is een mooi verhaal’, ‘Het moet in januari klaar zijn’ en ‘De volgende keer betaal ik.’ In die laatste zin kan een verschil in klemtoon (op volgende of op ik) een groot betekenisverschil geven. Maar de computer is coulant. De spraakherkenner houdt in de beoordeling rekening met uitspraakverschillen en met het nog vrij basale taalniveau van de kandidaat. Hoewel deskundigen vijf jaar geleden, rond de invoering van de telefonische test, vraagtekens zetten bij het beoordelingsvermogen van zo'n computer (ook in Onze Taal verscheen destijds een kritisch artikel), functioneert het systeem volgens het ministerie naar behoren.
Voor moedertaalsprekers lijkt het nazeggen allemaal kinderspel. Ben je het Nederlands nog niet machtig, dan is het hard werken voor je ‘gehoorgeheugen’ om langere zinnen te reproduceren. Bij ‘Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden’ gaat menigeen de mist in. De uitslag van de TGN is voor driekwart gebaseerd op dat nazeggen - een beslissend onderdeel dus. En terecht, laat taalwetenschappelijk onderzoek zien. Het al dan niet correct reproduceren van een beluisterde zin geeft een betrouwbare indicatie van het niveau van je taalvaardigheid.
De goedgebekte Maria Cecelia haalde in één keer het examen op de Nederlandse ambassade in Manilla. Jiturai vond de telefoontoets lastig, maar slaagde ook bij de eerste poging. Ouarda (27) uit Marokko struikelde drie keer over het onderdeel nazeggen: ‘Eerste en laatste
| |
| |
woord zeggen - gaat wel. Maar andere ik vergeet.’ En ze had nog zó haar best gedaan op de lessen Nederlands in haar vaderland. Het Nederlands van Ouarda is nog wat gammel. ‘We zijn zestien cursisten, allemaal examen. Twee keer per week les, twee uurtjes, maar buiten iedereen praat Berbers of Arabisch. Leren niet snel. Hier Nederlands praten, in klas en buiten. Is veel beter.’
| |
■ Andere weg
Ouarda volgde met zo'n vijftien lotgenoten lessen in Oujda, een stad in het noordoosten van Marokko, een streek waar veel migranten vandaan komen. Haar docent was een Marokkaan die vanaf zijn twaalfde in Nederland had gewoond, maar op zijn vierentwintigste weer was teruggegaan naar Marokko. In de lessen gebruikten ze Naar Nederland (zie ook het kader hieronder). Dat lesmateriaal heeft de Nederlandse overheid laten ontwikkelen om inburgeraars zich optimaal te kunnen laten voorbereiden op de toets. Inmiddels is er een nieuwe versie van Naar Nederland verkrijgbaar, die gebruikers naar een hoger en breder niveau moet tillen in verband met het nieuwe, aangescherpte examen. Ook Jiturai volgde in Bangkok een Nederlandse cursus met Naar Nederland, maar haar docent was een moedertaalspreker van het Nederlands. ‘Wij waren met zeven studenten, uit heel Bangkok en omgeving.’
De Egyptische Amany (31) bewandelde een andere weg. Zij was al enige tijd bij haar man in Nederland, maar had geen verblijfsvergunning. Hier schafte ze Naar Nederland aan om zich op de toets voor te bereiden en werkte het lesmateriaal door met hulp van haar man. Daarna vloog ze naar Caïro om het basisexamen inburgering op de Nederlandse ambassade af te leggen. Met succes.
V.l.n.r. Jiturai uit Thailand, Maria Cecelia (Filipijnen), Ouarda (Marokko) en Amany (Egypte): alle vier geslaagd voor de taaltoets in hun land van herkomst.
Foto: Jan Erik Grezel
| |
■ ‘Nog meer studeren!’
De vier vrouwen volgen momenteel een cursus bij het particuliere opleidingsinstituut ttif.company in Apeldoorn. Die moet hen klaarstomen voor het verplichte inburgeringsexamen in Nederland. Dat vereist een hoger niveau en is veel uitgebreider dan het basisexamen in het buitenland (deze kwestie komt binnenkort aan de orde in het tweede artikel over inburgering). In de les van docent Gea van Dijken praten ze prima mee met andere migranten, die soms al jaren in Nederland zijn en geen basisexamen hoefden af te leggen. Alle vier vinden ze dat het buitenlandexamen een goede opstap is voor het leren van het Nederlands. Het heeft hun in elk geval een behoorlijke basis gegeven voor het verblijf in ons land, beaamt ook Van Dijken.
Wat vinden zij van de hogere eisen die gelden voor toekomstige inburgeraars? Maria Cecelia heeft een vriendin in de Filipijnen die het nieuwe examen heeft afgelegd. ‘Ik heb haar gebeld. Zij is in één keer geslaagd! Het nieuwe examen is wat langer. En na ieder onderdeel zie je je score.’ Ouarda, die een klein vermogen uitgaf aan lesgeld én vier keer examen doen à 350 euro per keer, denkt er het hare van. Ze beweegt met haar wenkbrauwen: ‘Nog meer studeren!’
| |
■ Evaluatie
En welke gevolgen verwacht men in Den Haag van het verzwaarde examen? Het verantwoordelijke ministerie vindt het te vroeg om daar een harde uitspraak over te doen. In 2013 zal de evaluatie laten zien of er een effect is. Maar ‘de verwachting is dat net als bij eerdere niveauaanscherpingen het aantal deelnemers eerst zal afnemen om vervolgens weer op niveau te komen.’
Hoe dan ook, als we ervan uitgaan dat de doelgroep tussentijds niet drastisch verandert, zijn er grofweg twee mogelijkheden. Mocht over anderhalf jaar blijken dat het percentage geslaagden is gedaald, dan selecteert de nieuwe toets strenger. Maar het is heel goed mogelijk dat het slagingspercentage hoog blijft. Dan bereidt men zich kennelijk (nog) beter voor op de toekomst in Nederland. Dat zou weer eens een bevestiging zijn van een simpele waarheid: hoe hoger de lat, hoe sterker de afsprong.
Met dank aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het ter beschikking stellen van de monitor met alle gegevens over de resultaten van het basisexamen inburgering in 2010.
| |
De lesmethode Naar Nederland
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waaronder integratie en inburgering vallen, heeft materiaal laten ontwikkelen waarmee mensen zich in het buitenland gedegen kunnen voorbereiden op het nieuwe examen: Naar Nederland (verschenen bij uitgeverij Boom). Het is een omvangrijk pakket met onder andere een werkboek, een film over Nederland, een fotoboek, cd's, een dvd met het e-learningprogramma en toegang tot de onlineversie.
Alles is gericht op het leren verstaan, uitspreken en (voor)lezen van het Nederlands, én op het leren kennen van Nederland. Er is rekening gehouden met mensen die het Latijnse schrift niet kunnen lezen: het materiaal bestaat voor eenderde uit een soort alfabetiseringscursus die kandidaten zelfstandig moeten kunnen doorwerken. In het andere deel worden in teksten twaalfhonderd van de frequentste woorden uit het Nederlands in verschillende contexten aangeboden.
Via de teksten krijgen de gebruikers ook allerlei nuttige informatie over Nederland. Wie over een computer beschikt, kan al het materiaal via de e-learning doorwerken. Elk woord is aanklikbaar: zo kun je de juiste uitspraak horen maar ook de vertaling in je eigen taal lezen. En zelfs in je eigen taal beluisteren.
|
|