Haventaal
Er wordt wel gezegd dat het Rotterdams als taal van een stad die veel mensen van buiten aantrok, zó veel invloeden heeft ondergaan dat het niet de kans heeft gekregen om echt karakteristiek te worden. En inderdaad is het van de stadsdialecten van de drie grote steden waarschijnlijk het moeilijkst te definiëren. Het is vooral herkenbaar aan de wat zangerige, ‘glijdende’ melodie, en minder aan typisch Rotterdamse woorden.
Toch bestaat er wel degelijk een echt Rotterdams jargon, namelijk de taal die vroeger in de havens werd gesproken door de bootwerkers. De woordenschat van die havenarbeiders is door Frits Bom (voorheen Ombuds-, Konsumenten-, Televisie- en Vakantieman) vastgelegd in De havenman. Het zijn de woorden die hij leerde toen hij in het havengebied opgroeide, naar de Havenvakschool ging, en in de havens werkte. Dooie varkens (‘balen koffie’), dompen (‘tillen met een hefboom’), kistjesman (‘parlevinker’), grootmongool (‘baas’), stokkentrekker (‘kraanmachinist’), paddestoel (‘sulletje’), kukirol (‘vreemde figuur’) - allemaal woorden die voor een groot deel verdwenen zijn nu de havenarbeiders die ze gebruikten door de verregaande modernisering in de havens ook verdwenen zijn.
De havenman is niet alleen een woordenboek, want Bom koos voor iedere letter van het alfabet één woord waar hij wat meer over vertelt (zoals fluut, jodenslag, natte jassen, schompus, waaro en zakophouders). In die stukjes haalt hij ook herinneringen op aan de Rotterdamse havens van pakweg vijftig jaar geleden - de tijd dat er nog echte bootwerkers, putgasten en veemarbeiders rondliepen.
De havenman. Rotterdams voor gevorderden is een uitgave van Scriptum en kost €10, - (gelijmd, 180 blz.). ISBN 978 90 5594 842 0