Toen in... september 1963
De taalgrens
Redactie Onze Taal
Deze maand is het 48 jaar geleden dat België een taalgrens kreeg. Het land bestond vanaf dat moment grofweg uit twee delen: het Nederlandstalige Vlaanderen en het Franstalige Wallonië. Zou iemand toen vermoed hebben dat die grens België op het randje van de afgrond zou brengen? Vast niet, maar wel werd de onvrede al snel na de invoering (op 1 september 1963) merkbaar. Sommige gemeenten (zoals die in de beruchte Voerstreek) vonden dat ze aan de verkeerde kant van de taalgrens waren beland - bijvoorbeeld doordat de gegevens waarop de taalgrens was gebaseerd volgens hen niet deugden.
Die gegevens stammen uit 1947, en zijn inmiddels al helemáál achterhaald. Neem nu het (Nederlandstalige) gebied rondom het (deels Franstalige) Brussel. Daar zijn in de loop van de jaren zó veel welgestelde Franstalige Brusselaars naartoe verhuisd dat die nu in sommige gemeenten de meerderheid vormen.
En dan zijn er nóg wat van die heikele kwesties. Het faciliteitensysteem bijvoorbeeld, dat voorschrijft dat een grote minderheidsgroep (meer dan 30% van de totale bevolking) in een anderstalig gebied recht heeft op voorzieningen in de eigen taal. Grof gezegd vinden de Vlamingen dat de Franstaligen daar te veel gebruik van maken, en ook te lang. Franstaligen zien de faciliteiten als een fundamenteel en permanent recht.
Eén zo'n hoofdpijndossier vormde zelfs het struikelblok voor de demissionaire Belgische regering: ‘Brussel-Halle-Vilvoorde’, de enige kieskring van België waar de taalgrens dwars doorheen loopt. Door de invloed van Franstalige Brusselaars is de stemverhouding in die kieskring Franstaliger gekleurd dan de Vlamingen uit Halle en Vilvoorde lief is. Herindelen? Splitsen? Zo laten? Bij ieder voorstel is er wel een talengroep die erbij inschiet.
Hoe het gaat aflopen met die taalstrijd, weet niemand. Dat de Belgische regeringsvorming mede door dit soort gevoeligheden de jaargrens ruim overschreden heeft, spreekt boekdelen: een makkelijke uitweg is er niet.