Paradox
J. Groeneweg - Rotterdam
Een paradox is iets anders dan een tegenstrijdigheid. Een voorbeeld: een moeder van een groot gezin is weer in verwachting en verzucht: ‘We zullen nu toch echt naar een kleinere woning moeten uitzien.’ Zo klinkt het als een tegenstrijdigheid, maar het wordt een paradox, oftewel een schíjĖnbare tegenstrijdigheid, als we weten dat het door het grotere en daardoor duurdere gezin niet meer mogelijk is de huur van de grote woning te betalen.
De laatste jaren zie ik in toenemende mate het woord paradox of paradoxaal in kranten en tijdschriften verschijnen. Nu is een modewoord op zichzelf geen probleem, maar het moet wel in de goede betekenis gebruikt worden. Helaas lees ik er vrijwel nooit de nadere informatie bij die aantoont dat de vermelde tegenstrijdigheid slechts schijnbaar is.
Neem nu een zin uit een column in NRC Handelsblad: ‘Zo komen we bij de paradox van de “literaire thriller”: als je de laatste 40 bladzijden uit het boek scheurt, wordt het subsidiabel. Aan de andere kant: als je ze er niet uit scheurt, verkoop je 100.000 exemplaren.’ Ik zie hier geen paradox in.
Tweede voorbeeld: ‘Pakistan is het grootste slachtoffer van terrorisme, en paradoxaal genoeg heeft dat de haat tegen de Amerikaanse terreuraanpak alleen maar aangewakkerd.’ De mijns inziens toch wel complexe relatie tussen de twee uitspraken wordt verder niet uitgewerkt. Ik zie dit wel als onlogisch, ongerijmd, maar kan in het hele artikel niet ontdekken waarom dit fenomeen paradoxaal is.
Het lijkt mij dus zeer wenselijk dat men bij het gebruik van de woorden paradox of paradoxaal ondubbelzinnig uitlegt wat het ‘schijnbare’ is van de beschreven tegenstrijdigheid - of anders gewoon het woord tegenstrijdigheid gebruikt. Een iets langer woord, maar het is wel correct. Helderheid van taal is, althans voor mij, nog steeds een groot goed.