■ Bleekgeel glanzend
Een kipper die geen kipper is, dat was in de ogen van de visbaronnen van Ouwehand al rond 1955 een gat in de markt. Dus zetten ze destijds hun marketingafdeling aan het werk om een nieuwe merknaam te bedenken voor de oorspronkelijke kipper. Ze kwamen uit op het halfgare resultaat ‘brado’, want als er één ding is dat niet aan het product te pas komt en waar het ook compleet ongeschikt voor is, dan is het braden. Een brado is dus een opengeklapte, gezouten en daarna koud gerookte, dat wil zeggen stevige, vet en zout smakende haring. Anders dan zijn Engelse voorbeeld is de dieporanje brado wel zonder meer eetbaar. En altijd veilig koploos, want Nederlanders houden niet van herkenbaar eten.
Maar kippers en brado's, da's allemaal niks vergeleken bij de heerlijkheden die hier als ‘bokking’ door het leven gaan. Bokking is in zijn geheel koud of warm gerookte haring, op brood een traktatie. Ooit dachten de Belgen er ook zo over, maar Belgen waren nooit fervente haringeters, vandaar dat hun voornamelijk Brusselse naamvariant ‘boestring’ of ‘boesjtring’ is overgegaan op gestoomde makreel.
De sufferds! Want niets ten nadele van de overheerlijke makreel, maar die blijft op de boterham toch altijd vetter en boerser smaken dan bokking. Wat kan gaan boven dunne plakjes van de strakglanzende, bremzoute koud gerookte spekbokking - vast zo genoemd vanwege zijn strakke, bleekgeel glanzende uiterlijk, hij gaat trouwens ook als ‘Engelse bokking’ door het leven - of de veel zachtere smaak van de strogeel gerimpelde, want warm gerookte strobokking of harderwijker met zijn zachtvezelige vlees? Harderwijker is trouwens weer net iets anders dan harde bokking, al worden die benamingen wel door elkaar gebruikt. De ook al zo goed als verdwenen harde bokking is zogenoemde ‘ijle haring’, vis die zijn hom of kuit al verschoten heeft, die eerst in de zon wordt gedroogd en pas daarna warm gerookt.
Waar de naam bokking vandaan komt, weet niemand meer. Een veelgehoord verhaal is dat de vis aan zijn naam kwam omdat hij bij de bereiding stonk als een bok, maar wie weleens een meurende bok geroken heeft, associeert die lucht toch niet direct met een visrokerij of het inderdaad hemeltergend riekende bakken van panharing. Nog onwaarschijnlijker is het verband dat sommige Scandinaviërs meenden te zien tussen bokking en de naam van de legendarische Willem Beukelsz., die rond 1380 in Biervliet het haringkaken zou hebben uitgevonden.
O ja, nu u weet van de hoed en de rand, gaat u natuurlijk nooit meer ‘hom of kuit’ eisen. De uitdrukking is ‘haring of kuit’. Vis of geen vis, dat is de kwestie, zou Shakespeare zeggen.
Kippers en brado's, da's niks vergeleken bij de heerlijkheden die hier ‘bokking’ heten.