| |
| |
| |
| |
Hermans' struikgewas
Eldert Dekker - Medemblik
In het meinummer reageert P.J. Jongerius op het artikel ‘Wat ruist er door het struikgewas?’ van Rogier en Michaël Steehouder, over de vraag wat er nou eigenlijk door Toon Hermans' struikgewas ruiste. Hij oppert dat Hermans wellicht onbewust aan Napoleon als veroorzaker van het geruis heeft gedacht.
Maar Hermans kan het hele verhaal best zelf verzonnen hebben, zoals hij zelf ook zei. In mijn jeugd in Limburg zag ik op de Duitse tv (die toen niet in de rest van Nederland te ontvangen was) een sketch waarin Hermans een antwoord probeert te vinden op de vraag ‘Was wuppert dort im Wuppertal?’ Misschien was dit een voorloper van de struikgewas-sketch?
| |
Kamptaal
J.H. Kop - Leersum
Marc van Oostendorp doet in zijn artikel ‘Ook uit Indië?’, in het aprilnummer, verslag van een gesprek met Frans Schreuder over diens herinneringen aan het mengtaaltje dat in het interneringskamp Tjideng werd gesproken. Natuurlijk kan men in zo'n betrekkelijk kort artikel niet volledig zijn, maar één aanvulling wil ik u toch niet onthouden. Als iemand de pineut was, heette het ook wel dat hij ‘vet geloerd’ was.
| |
Namen van wetten afkorten
Mariette Lokin - Juridisch adviseur/wetgevingsjurist, Den Haag
In de mei-aflevering van de rubriek ‘Vraag en antwoord’ komt de vraag aan de orde wat de juiste afkortingswijze is van namen van wetten: met alleen hoofdletters (WMO), of met alleen de eerste letter als hoofdletter (Wmo). De Taaladviesdienst antwoordt dat volgens zowel het Witte Boekje als het Groene Boekje de afkorting met hoofdletters juist is. Omdat echter onder ambtenaren een andere schrijfwijze ingeburgerd is, kan die volgens het Groene Boekje ook gevolgd worden, conform het zogenoemde donorprincipe.
Inderdaad geldt er onder ambtenaren een andere schrijfwijze. Dat is echter niet zomaar, maar vanwege een bepaling in de ‘Aanwijzingen voor de regelgeving’ (Ar) over het formuleren van citeertitels van wetten. De Ar (te vinden via Wetten.nl) bevatten bindende voorschriften voor het opstellen van wetgeving.
De afkorting Wmo volgt Ar 185, derde lid, dat luidt: ‘Slechts het eerste woord van een citeertitel wordt met een hoofdletter geschreven.’ De meeste wetten van na het tot stand komen van de Aanwijzingen (in 1992) volgen deze lijn, zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Als de titel van een wet woorden bevat die met een hoofdletter worden geschreven, dan kan de citeertitel volgens de Ar twee of meer hoofdletters bevatten, zoals de Wet Nationale ombudsman, die als WNo wordt afgekort. In de praktijk volgen de afkortingen van de citeertitels dit hoofdlettergebruik, hoewel dit in de Ar niet wordt voorgeschreven.
| |
Triëren
O.L.E. Jongmans - Wateringen
De Taaladviesdienst gaat in de mei-aflevering van de rubriek ‘Vraag en antwoord’ in op de betekenis en de herkomst van het woord triëren (‘selecteren en rangschikken van patiënten dan wel slachtoffers naar de aard en ernst van hun klachten dan wel verwondingen’).
Het woorddeel tri in triëren blijkt, anders dan je misschien zou verwachten, niets te maken te hebben met het cijfer drie. Het is daarom een opmerkelijk toeval dat de ‘triage’ op het slagveld, die in de Eerste Wereldoorlog voor het eerst in de veldhospitalen werd toegepast, een schifting van de slachtoffers in precies drie categorieën was: ‘hoogstwaarschijnlijk niet meer te redden’, ‘kan herstellen bij spoedige behandeling’, en ‘kan zonder risico wachten op behandeling’. De tweede categorie werd met voorrang behandeld, pas daarna keek men naar de eerste en de derde categorie. Het aantal overlevenden steeg hierdoor enorm, want tot die tijd schreef de medische ethiek voor dat de zwaarste gevallen het eerst werden behandeld, ook als duidelijk was dat ze niet meer te redden waren - en ondertussen stierven er dan mensen die wel gered hadden kunnen worden.
| |
Amper
J. Begheyn - Koudekerke
In de korte bespreking van het Woordenboek Afrikaans en Nederlands in de meiaflevering van de rubriek ‘InZicht’ staat: ‘Het Afrikaanse amper betekent zelfs ongeveer het tegenovergestelde van het Nederlandse amper: “bijna, net niet”.’ Dit deed mij onmiddellijk denken aan het gedicht ‘Deesdae’ van de Zuid-Afrikaanse, maar later in Amsterdam woonachtige dichteres Elisabeth Eybers (1915-2007), waarin het gebruik van het woord amper in de laatste regel mij steeds heeft geïntrigeerd. Het gedicht beschrijft een gesprek tussen de dichteres en haar kleinzoon van vijf en een half. Eybers gebruikt in haar gedichten een soort Afrikaans-Nederlandse tussentaal, maar als zij haar kleinzoon hier sprekend opvoert, citeert ze hem in het Nederlands. Het laatste couplet van het gedicht luidt:
Hy sê opeens het duurt nog héél héél lang
voor jij doodgaat - nog meer dan 100 dagen.
Gulheid oorskry sy rekenkunde, skraag en
vertroos ons, maak ons blij en amper bang.
Die laatste twee regels vind ik prachtig, maar wat bedoelt zij met amper? Na het lezen van bovengenoemde bespreking vraag ik me af: is dit het Nederlandse of het Afrikaanse amper? ‘Net wel’ of ‘net niet’? Of speelt de dichteres met beide betekenissen?
Dichteres Elisabeth Eybers: spel met amper.
Foto: Zuid-Afrikahuis
| |
| |
| |
X'je [1]: ook in brieven
Martina van Deurzen - Zoetermeer
Michiel F.E. van Reenen reageert in het meinummer op een artikel van Arjen van Veelen (‘Wat?! Geen kusje?’, februari/maartnummer), die daarin schreef over het gebruik van x'jes onder een mail- of sms-bericht bij wijze van kusjes. Beide heren voeren het gebruik van het x'je op als iets wat eigen is aan het digitale tijdperk, en wat gebruikt wordt in chatrooms en in sms-berichten. Maar binnen mijn familie is de x als kusje al vele jaren ingeburgerd. Vanaf het moment dat ik kon lezen en schrijven (inmiddels zo'n zestig jaar geleden) werden (en worden) onze informele brieven en kaartjes naar familie en/of vrienden afgesloten met de gebruikelijke kruisjes. Eigenlijk altijd drie - waarom is mij niet duidelijk.
Mijn ouders deden dat ook al zo vóór mij. Ze zijn inmiddels 91 en 87 en hebben nog nooit via de moderne (sociale) media gecommuniceerd. Mijn kinderen doen het ook weer. L'histoire se répète.
Overigens bleek een Franse kennis van ons geen idee te hebben wat die ‘petites croix’ te betekenen hadden, dus in Frankrijk was het gebruik misschien niet bekend.
| |
X'je [2]: jaren veertig
Ed Jansen - Nieuw-Vennep
De x (in de betekenis ‘kusje’) als afsluiter in sms- en mailberichten heeft oorspronkelijk niets van doen met beperkte ruimte in sms'jes (zoals Arjen van Veelen schrijft in zijn artikel ‘Wat?! Geen kusje?’, Onze Taal februari/maart) noch met de snelle communicatie in chatrooms uit de jaren negentig (zoals Michiel F.E. van Reenen schrijft in de rubriek ‘Reacties’ in het meinummer). Ik ken de x'jes al uit mijn jeugd.
Eind jaren veertig, begin jaren vijftig was het ‘in’ om een Engelse ‘penfriend’ te hebben, liefst een van het andere geslacht. Je brief - ruimte genoeg, dus - afsluiten met een kusje was stoer en toch ook wel (voor die tijd) zeer intiem. Kusje mocht dus niet zwart op wit staan! Daarom werd er in plaats hiervan (heel ondeugend en pikant) een kruisje geplaatst. En als dat in de volgende brief beantwoord werd... joepie!
| |
Belt
W.E. Boom - Appelscha
Riemer Reinsma behandelt in de meiaflevering van zijn rubriek ‘Namen op de kaart’ namen voor heuvels en andere ophogingen in het landschap. Hij schrijft dat het woord belt in de alledaagse taal alleen nog voortleeft in vuilnisbelt. Ik ken echter ook het woord meulenbelt, ik meen uit de Achterhoek. Het betekent ‘de heuvel waarop een molen gebouwd is’.
| |
Eigen taal in Songfestival-liedjes
Marjo Hunting - Culemborg
De rubriek ‘Toen in...’ in het meinummer gaat over de taal van Songfestivalliedjes. Ik vond het destijds heel jammer dat de regel werd losgelaten dat iedere deelnemer in zijn eigen taal moest zingen. Het charmante, aansprekende karakter van het liedfestival lag mijns inziens juist daarin besloten. Ik herinner me heel wat Nederlandstalige liedjes, en hoewel ze niet gewonnen hebben, koester ik ze nog steeds als parels: ‘Katinka’, ‘De mallemolen’, ‘Amsterdam’, ‘De troubadour’... Maar ook bij ‘Eres tú’ gaat mijn hart nog steeds open.
De Spelbrekers zongen in 1962 ‘Katinka’.
| |
Nai en einai
Gert M. Knepper - Classicus, Leersum
Dat een woord voor ‘ja’ zich in sommige talen ontwikkeld heeft vanuit de betekenis ‘het is’ of ‘zo is het’ illustreert Marc van Oostendorp in zijn artikel over het woordje ja (‘Boer roept “ja!”’, Onze Taal juni) aan de hand van onder meer het Grieks: het Nieuwgriekse nai (dat inderdaad ‘ja’ betekent) zou voortgekomen zijn uit het Griekse woordje einai. Dat is echter uiterst onwaarschijnlijk. Al in de Homerische gedichten (doorgaans gedateerd ca. 800 v.Chr.) betekent nai ‘ja’, ‘waarachtig!’, maar in die periode is einai in de betekenis ‘het is’ nog in geen velden of wegen te bekennen. Het klassiek Griekse woord voor ‘het is’ luidde esti. De vorm einai in de betekenis ‘het is’ wordt pas gangbaar in de Griekse Middeleeuwen, de Byzantijnse periode - minstens duizend jaar nadat de Grieken al volop ‘nai’ zeiden als ze ‘ja’ bedoelden.
| |
Ja, goed
Frank Kneepkens - Baarn
Marc van Oostendorp schrijft in het juninummer van Onze Taal (‘Boer roept “ja!”’) over de alomtegenwoordigheid van het woordje ja in het gesproken Nederlands, en over alle verschillende toepassingen en betekenissen ervan. Er is een niet door hem genoemde variant die mij hogelijk intrigeert. Op de gebruikelijke inleidende vraag bij een ontmoeting - ‘Hoe gaat het?’ - wordt tegenwoordig steevast geantwoord: ‘Ja, goed’, terwijl nog niet zo lang geleden ‘Goed’ gebruikelijk was. Naar mijn gevoel beginnen zeker negen van de tien ‘respondenten’ met dat ja. Wie erop gewezen wordt, reageert verbaasd. Het is ook nog besmettelijk: ik betrap mezelf er een enkele keer op dat ik de neiging ertoe bewust moet onderdrukken.
| |
Donners (groot)vader
Bert van den Braak - PDC Universiteit Leiden, Redactie ‘Parlement & Politiek’
Ten onrechte wordt in Greet Krals artikel over non-verbale communicatie op het Binnenhof (‘Politici in beeld’, Onze Taal juni) de indruk gewekt dat minister Donner zelf heeft bewerkstelligd dat op de website Parlement.com wordt vermeld dat zijn vader en grootvader net als hij vooraanstaande functies vervulden. De webredactie is als enige verantwoordelijk voor de vermelde gegevens. Belangrijke ambten van (groot)ouders worden altijd vermeld. Of het nu gaat om Frits Bolkestein, Guikje Roethof, Hanke Bruins Slot of wie dan ook.
| |
Engelse beleefdheidsvorm
Roelf Dijkhuis
De juni-aflevering van Gaston Dorrens serie ‘Onze taal is de beste’ over beleefdheidsvormen in diverse Europese talen heb ik met plezier gelezen. Maar wat ik miste was een uitleg over de Engelse ‘aanpak’. Dorren suggereert dat deze taal, die toch zo bol staat van beleefdheidsvormen, geen equivalent van u meer heeft, maar het is juist andersom: de niet-beleefdheidsvorm thou (‘jij’) is verdwenen en de beleefdheidsvorm you (‘u’) is blijven bestaan.
|
|