■ Op school plaatsen
In het kamp vielen de oude maatschappelijke scheidslijnen weg. ‘We kwamen in contact met mensen uit heel andere milieus, die veel meer verindischt waren en die veel meer kennis hadden van de straattaal van Jakarta (het petjok) en van andere talen. Wij jongeren vonden dat stoer en we pikten dat op. We gebruikten nieuwe krachttermen. Dalderidal bijvoorbeeld, met zo'n echt Indische harde d. Of smeu-de-pipeu.’ (Zie voor meer voorbeelden en toelichting ook het kader op deze bladzijde.)
Frans Schreuder: een van de laatsten die zich de kamptaal in Tjideng nog herinneren.
Foto: Onze Taal
De vreemde woorden werden aangepast aan het Nederlands. ‘De kampomheining heette een “gedek”. Daaruit maakten we een werkwoord gedekken; dat sloeg op het smokkelen door die omheining heen. Wij gaven dan bijvoorbeeld een hemd aan een inlander - ik gebruik nu een woord uit die tijd - aan de andere kant, en kregen daar een kip voor terug.’
Uit het Japans werden geen woorden overgenomen (‘We zagen die Japanners eigenlijk niet’), maar wel uit het Engels. ‘Een vriend noemden we “pel” of ook “pe”, van het Engelse pal. Als we te weinig geld hadden, zeiden we “Ik zit short.” We dronken geen sinaasappelsap, maar “orange crush”. En maggi noemden wij “meggi”. Ik heb weleens gehoord dat dat Australische invloed zou zijn geweest. Australië was toch het dichtstbijzijnde andere werelddeel. Vooral Indische mensen gebruikten dat soort woorden graag, die wilden zo westers mogelijk lijken. Veel mensen spraken ook Nederlands op een statige manier. In plaats van “m'n huis” zei men “mijn huis”. Of ze zeiden: “Ik wil mijn dochter op die school pláátsen.”’
Wat bedoelt Schreuder trouwens als hij het heeft over ‘Indische mensen’? ‘Als men het tegenwoordig over Indische mensen heeft, word ik daar ook toe gerekend, omdat ik daarvandaan kom. Maar wij beschouwden ons indertijd als echte Hollanders. Indische mensen was een nette manier om de oorspronkelijke bevolking te benoemen - beter dan scheldwoorden als blauwen.’