Horstlog
Waardig
Als een student een scriptie schrijft over een negentiende-eeuwse auteur en hij noemt die een ‘vergruisde schrijver’, dan verbeter ik dat. Drie keer kwam er in zijn werkstuk vergruisd voor. Het was blijkbaar geen typefout. Deze jongen meent dat vergruisd hier het goede woord is. Zulke dingen gebeuren. Ik kijk daar niet van op; ik ben wel wat gewend. En ik vergeet het weer even snel als, eerlijk gezegd, de hele scriptie. Al sla je me dood, ik weet niet meer om welke schrijver het ging.
In het Nederlandse televisiejournaal zien we af en toe een dame die het woord zeventig consequent uitspreekt als ‘zzzeventig’, dus met een z aan het begin. Ik weet niet hoe ze heet, maar ze ziet er wel aardig uit. Als je haar hoort, besef je weer eens hoe vaak dat woord eigenlijk voorkomt. Iedere keer als zij het journaal doet, zit het er wel in. Of anders wel ‘zzzestig’, ook met een z.
Ik kan me nauwelijks voorstellen dat niet een van haar collega's haar daar eens op gewezen heeft. In Hilversum zijn ze niet achterlijk. Zo van ‘Goed gedaan meisje, je was weer erg op dreef vandaag, prima tekst, zonder haperingen voorgelezen. Maar even onder ons: het woord zeventig wordt in het Nederlands met een s uitgesproken. Net als zestig trouwens.’ Ik denk dat het al minstens tien keer tegen haar gezegd is.
Niettemin blijft het ‘zzzeventig’ en ‘zzzestig’, iedere keer opnieuw. Wat gaat er in haar om? Denkt ze: je schrijft het met een z, en daarom moet je ook een z zeggen? Maar zo dom lijkt ze me niet, en woorden als cacao en flat en Gorinchem spreekt ze wel goed uit. Ze moet een of andere, voor ons onbekende reden hebben om koppig vast te houden aan de z van ‘zzzeventig’. Die reden lijkt me een van Nederlands best bewaarde geheimen. Maar als het journaal voorbij is, denk ik er niet meer aan.
Maar nu Maarten Biesheuvel. In zijn verhaal ‘Spreken in tongen’ uit de bundel Duizend vlinders (1981, blz. 51) vertelt een vrouw over de tijd dat ze bijeenkomsten bijwoonde van een evangelische jubelgemeente. Hoogtepunt van dit prachtige verhaal-binnen-het-verhaal is het verslag hoe ouderling Pelkman op een gegeven moment opstaat en in vervoering onverstaanbare klanken uitstoot. De voorganger zegt dan: ‘Ik geloof dat de geest waardig is geworden over ouderling Pelkman.’
Die zin houdt me al dertig jaar bezig. Waarom staat daar waardig en niet vaardig? In Biesheuvels Verzameld werk, uit 2008, uitgegeven door Van Oorschot, deel 2, bladzijde 49 staat ook waardig.
Ik kan verschillende verklaringen bedenken, maar ik durf niet te kiezen. Meent Maarten Biesheuvel dat waardig hier het juiste woord is? Dus net zoals die student met vergruisd? Daar staat tegenover dat Biesheuvel, vrijwel zeker anders dan mijn student, veel gelezen heeft. Weliswaar steeds dezelfde boeken, maar toch. Andere verklaring: Biesheuvel maakte simpel een typefout, en die is blijven staan. Maar ook dat is niet erg waarschijnlijk. Er zal toch in 1981 bij zijn uitgeverij wel iemand geweest zijn die dat zag? Toen werd daar nog naar gekeken. Maar in de ene herdruk na de andere is waardig blijven staan, en ook Frans Blom en Mirjam van Hengel, die het Verzameld werk verder zo keurig geredigeerd hebben, zagen blijkbaar geen reden om er vaardig van te maken. Derde verklaring: Biesheuvel wist best dat het eigenlijk vaardig moet zijn, maar hij laat de evangelische voorganger ofwel de vertellende vrouw expres een taalfout maken om hun geringe opleiding te karakteriseren. Dat is de meest onwaarschijnlijke verklaring. Ten eerste is er verder niets in de woorden van de voorganger of de vrouw wat daarop wijst, en ten tweede is Biesheuvel een veel te goede schrijver voor zulke flauwiteiten.
Joop van der Horst