| |
| |
| |
| |
Geboortenaam
Fieke van der Lecq - Den Haag
‘Op het aanvraagformulier voor Nederlandse reisdocumenten wordt het woord meisjesnaam vervangen door geboortenaam’, zo meldt Onze Taal in de decemberaflevering van de taalnieuwsrubriek ‘Tamtam’. Ik vind het een verbetering dat de term meisjesnaam wordt vervangen, maar geboortenaam is niet altijd even geschikt. Kinderen van gescheiden ouders kunnen namelijk de naam van de andere ouder krijgen, waardoor hun achternaam niet meer gelijk is aan hun geboortenaam. De vraag naar de geboortenaam is voor hen irrelevant, en kan verwarrend of zelfs pijnlijk zijn, al naar gelang de reden voor de naamsverandering. De in regelgeving gebruikelijke term geslachtsnaam lijkt me een beter alternatief.
| |
Geramde rot/rat
Werend Griffioen - Utrecht
In Marc van Oostendorps artikel over het Meldpunt Taal (‘Kwiebustaal in het wild’, decembernummer) kwamen in het kader over dooddoeners ook een aantal ‘schertsgerechten’ voorbij, waaronder ‘geramde rot’. Ik ken die benaming als ‘geramde rat’. Dat is Haags stadsdialect voor filet américain. Medewerkers van broodjeszaken in volksbuurten weten doorgaans prima wat een klant bedoelt met een ‘broodje geramde rat’. Het geserveerde is er trouwens niet minder smakelijk om.
Filet américain is in Den Haag ook bekend als ‘geramde rat’.
Foto: Onze Taal
| |
Een goed glas wijn in Vlaanderen
Omer Vandeputte - Marke Kortrijk, België
Een goed glas wijn is niet de juiste aanduiding voor ‘een glas goede wijn’, vindt Ilse Outmans-Johannes (‘Taalergernissen’, septembernummer), en Nicolaas Klei, auteur van de Supermarktwijngids, sluit zich hierbij aan (‘Reacties’, november). In het januarinummer schrijft L. de Oude dan weer dat het een geaccepteerde constructie is, net als een mooie bos bloemen en een geurig bakje koffie.
In Vlaanderen zal deze hele discussie niet snel worden gevoerd, want bij ons betekent een goed glas wijn gewoon ‘een goedgevuld glas wijn’.
| |
Bijmoeder
Ria Duijndam - Curaçao
In de vorige jaargang waren drie afleveringen van de rubriek ‘Gaten in de taal’ gewijd aan ontbrekende benamingen voor bepaalde familierelaties. In de jongste aflevering, in het novembernummer, kwam zo de benaming bijmoeder voorbij, voor ‘nieuwe vrouw van iemands vader (of moeder)’. Op Curaçao of in Suriname zou deze aanduiding heel andere associaties oproepen, want als een man er een tweede vrouw op nahoudt, wordt deze daar ‘bijvrouw’ genoemd - of op z'n Engels ‘byside’.
| |
‘Lig is lig’
Anja Adema-Jansen - Zutphen
Een kleine aanvulling op Martina Temmermans artikel over constructies als ‘Stijn is Stijn’, die zij ‘identieke tautologieën’ noemt (‘“Vol is vol” en “Gegeven is gegeven”’, decembernummer Onze Taal). Als ik met familie of vrienden een spelletje doe, is een veelgebruikte uitspraak ‘Lig is lig’, waarmee we bedoelen dat een gelegde kaart of een gedane zet niet meer ongedaan mag worden gemaakt, hoe graag men dat soms ook zou willen.
| |
Van Gaal op YouTube
Felix Degenaar - Groningen
Kees van Hage reageert in de rubriek ‘Reacties’ in het decembernummer op Guus Middags artikel ‘Hier sind viele Mutti’ (Onze Taal september), over de eigenaardigheden in de woordkeus en de zinsbouw van het Duits van voetbaltrainer Louis van Gaal. Van Hage noemt Henry Hey als maker en componist van een ‘vermuziekte’ uitval van Van Gaal die op YouTube te vinden is. Ook op muziek gezette toespraakjes van Wilders en Balkenende (over de VOC-mentaliteit) schrijft hij aan Hey toe.
Dat moet ik corrigeren. De eerste twee genoemde filmpjes (de uitval van Van Gaal en de xenofobe toespraak van Wilders) zijn door mij, Felix Degenaar, gemaakt. Het derde filmpje (Balkenende over de VOC-mentaliteit) is gemaakt door mijn plaatsgenoot Dick Rusticus. De Amerikaanse jazzpianist Henry Hey is overigens wel de bedenker van dit ‘genre’.
| |
Aan het hart / ter harte
W.B. van der Grijn Santen - Doetinchem
In zijn artikel over het Meldpunt Taal (‘Kwiebustaal in het wild’, decembernummer Onze Taal) heeft Marc van Oostendorp het over instellingen die de taal ‘aan het hart’ gaat. Volgens mij is hier ‘ter harte’ bedoeld.
| |
Naschrift redactie
De heer Van der Grijn Santen heeft gelijk. We hebben dit helaas over het hoofd gezien. Volgens de grote Van Dale gaat het bij ‘iets wat je aan het hart gaat’ om iets wat iemand ‘verdriet doet’, en dat was bepaald niet het geval bij de instellingen waarover het in dat artikel ging. Die dragen taal juist een warm hart toe.
| |
Journalisten en schrijfadviezen
Ida Spee - Tilburg
Met interesse las ik ‘Houden journalisten zich aan de regels?’ van Frank Jansen, over de rol van schrijfadviezen bij de bewerking van persberichten (Onze Taal oktober). Toch liet het stuk - met als slotconclusie: de meeste schrijfadviezen zijn irrelevant want ze gaan voorbij aan de belangensymfonie waar de (her)schrijver mee moet omgaan - me in dubio achter.
| |
| |
Enerzijds herken ik de complexiteit van het wikken en wegen, kiezen en schrappen, de genuanceerde verfijning die zich inderdaad niet in simpele regels laat vangen, omdat de schrijfpraktijk weerbarstig is. Anderzijds maak ik handig gebruik van dit soort adviezen tijdens trainingen voor mensen die veel moeten schrijven zonder dat ze daarvoor zijn opgeleid. De meesten zijn al blij hun gedachten op papier te krijgen. Dat het resultaat ook nog de toets van de lezer moet kunnen doorstaan, is voor velen een brug te ver. Wat dan helpt, zijn eenvoudige adviezen zonder ‘mitsen en maren’.
De journalisten onder wie Frank Jansen onderzoek deed, doorliepen de hogeschool van de schrijverij. De mensen voor wie de adviezen bedoeld zijn, zitten als het ware op de basisschool. Het is al mooi als zij leesbare persberichten schrijven. Vervolgens is het aan de journalist er een journalistiek product van te maken dat bij zijn medium past. Met andere woorden: heb ik het artikel niet goed gelezen, ging de bedoeling aan mij voorbij of was het onderzoek eigenlijk irrelevant?
| |
Naschrift Frank Jansen
Of een taaladvies waardevol is, verschilt per situatie, en per schrijver. Professionele herschrijvers, zoals journalisten, hebben zó veel aan hun hoofd dat ze blijkbaar aan het opvolgen van sommige taaladviezen weinig aandacht geven. Of dit ook geldt voor wat minder professionele schrijvers, zoals beginnelingen, is een interessante vraag, waarop ik alleen het volgende speculatieve antwoord kan geven. Misschien heeft een beginnende schrijver wel nóg meer zaken aan zijn hoofd, zodat een fixatie op de genoemde taaladviezen hem eerder van die belangrijke zaken afhoudt dan dat die zijn stijl verbetert. Het is ook mogelijk dat een beginneling met kennis van de adviezen juist meer geneigd zal zijn tot reviseren, met grote kans op tekstverbetering. Maar daar ging mijn onderzoek niet over.
| |
Tweetaligheid of meertaligheid
Renaat van Beeck - Berchem-Antwerpen
In Jan Erik Grezels artikel ‘Tweetaligheid heeft de toekomst’ (Onze Taal november) komt prof. dr. Janet van Hell aan het woord over het tweetalig opvoeden van kinderen. Dat zou leiden tot verbetering van de cognitieve vaardigheden, en bovendien zou het op latere leeftijd een medicijn tegen dementie zijn.
Van Hell heeft een Amerikaanse miljoenensubsidie gekregen voor internationaal onderzoek naar tweetaligheid, en het verwondert me dan ook niet dat ze pleit voor het Engels als tweede taal. Ze verzet zich hevig tegen het verwijt dat ze met haar pleidooi voor tweetaligheid het Nederlands de nek om wil draaien, en benadrukt dat er geen gevaar schuilt in het promoten van de wereldtaal Engels vanaf de basisschool.
In Vlaanderen hebben wij een dergelijke confrontatie met een ‘wereldtaal’ (het Frans) al eerder meegemaakt, en het heeft een zware strijd gekost om de gevolgen daarvan min of meer onder controle te krijgen. Dat is deels gelukt omdat het Frans ondertussen zijn status van wereldtaal heeft kwijtgespeeld aan het Engels.
Het Frans werd ons opgedrongen met dezelfde argumenten als die welke nu voor het Engels gebruikt worden: het is een superieure wereldtaal, die onontbeerlijk is voor internationale contacten. Dat laatste zal ik niet ontkennen, maar het wordt een ander verhaal wanneer men dat idioom ook ‘binnenlands’ gaat gebruiken als een evenwaardig alternatief voor de landstaal. In Vlaanderen heeft de ervaring geleerd dat de kans heel groot is dat de wereldtaal de landstaal in sommige segmenten van de samenleving gaat verdringen. Er dreigt dan een duale maatschappij te ontstaan met een elite die zich te pas en te onpas bedient van de wereldtaal, met daarnaast de landstaal als knechten- en meidentaal.
Ik pleit daarom voor absolute voorrang voor de landstaal en voor méértaligheid gebaseerd op de grondige kennis van de moedertaal.
Waterradmolen bij Wijlre. De vijver bij zulke molens heet wel een ‘wijer’.
Foto: Gerrit Jan
| |
Weijer [1]: Zuid-Limburg
Huub Kokkelmans - Houten
Riemer Reinsma gaat in de decemberaflevering van zijn rubriek ‘Namen op de kaart’ in op de herkomst van het woord weijer, dat ‘vijver’ betekent en in Nederland hier en daar voorkomt in aardrijkskundige namen. Hij schrijft dat Guido Gezelle een van de laatsten was die dit woord gebruikten. Maar het wordt in Zuid-Limburg tot op de dag van vandaag nog geregeld gebruikt, meestal voor ‘vijver’, maar ook voor ‘drenkpoel’. Weliswaar neemt het actieve gebruik (los van plaatsaanduidingen) de laatste tijd af, maar het is zeker niet in onbruik geraakt.
| |
Weijer [2]: waterradmolens
Drs. R.M. Kemperink - Ugchelen
‘Ruim honderd jaar geleden moet weier als soortnaam in onbruik geraakt zijn’, zo schrijft Riemer Reinsma in ‘Namen op de kaart’ (Onze Taal december). Maar weier - ook geschreven als weijer of wijer, en soms nog aangevuld met een t of d - wordt tot op de dag van vandaag gebruikt in verband met waterradmolens. Het gaat dan om de molenvijver. Daarin wordt water opgevangen voor het geval de normale watertoevoer door een lage waterstand niet toereikend is om via de molenbeek het molenrad te laten draaien. Weier en weijer zocht ik in de grote Van Dale inderdaad tevergeefs, maar onder wijer trof ik toch de betekenis ‘(gewestelijk) molenvijver’ aan.
|
|