‘Je wordt minder snel als gladjanus gezien’
Cabaretier François Beckers over stotteren
Gaston Dorren
Ondanks zijn stotteren doet François Beckers (1968) werk waarin hij veel voor groepen moet praten. Als cabaretier treedt hij op voor zijn tweemanszaak ‘Humor in bedrijf’. Daarnaast geeft hij geregeld les aan een hbo.
‘Op de kleuterschool begon ik een beetje te stotteren, op de lagere school werd dat steeds erger. Ik kreeg veel last van spreekangst. Die angst domineert mijn herinnering aan die tijd. Ik durfde de telefoon niet op te nemen, ik durfde geen ijsje te bestellen, op school werd ik geplaagd en zei ik zo weinig mogelijk. Als ik een stotter voelde aankomen, koos ik snel een makkelijker woord, ook als ik daardoor een vraag verkeerd beantwoordde.’
‘De leraren hadden dat niet door. Uit de Cito-toets kwam havo, maar de school zei tegen mijn ouders: “Hij is te dom voor de mavo en te onhandig voor de lts.” Ik ben naar een speciale vijfjarige mavo voor probleemkinderen gegaan. Daar was ik al snel de bolleboos van de school.’
‘Rond mijn dertiende kreeg ik twee jaar lang wekelijks therapie tegen de spreekangst. Dat hielp enorm. Ik heb vervolgens allerlei keuzes gemaakt die onlogisch leken voor een stotteraar - want dat was ik nog steeds. Een talenpakket bijvoorbeeld, omdat ik naar de hotelschool wilde. En dan niet om in de keuken te staan, nee: “frontoffice”, met klanten praten. Dat gevoel van “Ik stotter maar ik kan de hele wereld aan” heb ik nog heel lang gehouden.’
Cabaretier François Beckers.
Foto: Marianne Bieshaar
‘Rond mijn vijftiende heb ik een intensieve stotterbehandeling gevolgd, drie weken lang twaalf uur per dag. Heel technisch was dat, met een hele trukendoos om de spanning op mijn stembanden te verminderen. Ik heb toen een half jaar lang vloeiend gesproken. Daarna kwam het stotteren terug, maar wel veel lichter, en dat is sindsdien zo gebleven. Ik ben later nog weleens naar een voorlichtingsbijeenkomst van een stotterinstituut geweest. Maar toen ik hoorde hoe hard je daarvoor moest werken, dacht ik: laat maar, zo veel last heb ik er niet van. Ik denk dat ik het zelfs zou missen als het verdween.’
‘Na de hotelschool heb ik de heao afgemaakt en een universitaire opleiding economie. Ik heb jaren als managementadviseur in een ziekenhuis gewerkt. Daar was stotteren soms een voordeel: je wordt minder snel als gladjanus gezien. Ik ben wel één keer voor een baan afgewezen vanwege mijn stotteren, door een groot consultancybureau. “We vinden u uitermate geschikt, maar we zijn bang dat de klanten er niet mee om kunnen gaan.” Meestal reageer ik nogal secundair, maar toen ben ik heel boos geworden, heb gezegd dat ze een erg lage dunk van hun eigen klanten hadden en heb de hoorn erop gegooid.’
‘Ik stotter het minst als ik “op scherp sta”: als ik moet presteren en erop vertrouw dat ik het kan. Op het podium bijvoorbeeld. Als ik er geen vertrouwen in heb, stotter ik meer, en ook als ik op mijn gemak ben en het gevoel heb dat ik niks hoef.’
‘Als ik tijdens een presentatie stotter, maak ik er weleens een grapje over, om de zaal op zijn gemak te stellen. Als cabaretier heb ik geen act over stotteren. Ik zou het graag willen, maar op het podium stotter ik vaak erg weinig, en ik kan het slecht imiteren. Ik ben bang dat het verhaal ongeloofwaardig zou worden. Niet kunnen stotteren is ook best een handicap.’