Kruimeldieverij
Het zogenoemde ‘poetjesmaken’ kwam vooral veel voor onder sjouwers, ook wel veemarbeiders genoemd. In 1938 schreef H. Bovenkerk hierover in De nieuwe taalgids, in een artikel getiteld ‘De taal der Amsterdamse veemarbeiders’:
Bargoense elementen zijn natuurlijk speciaal aan te treffen onder de termen, die iets met fraude of bedrog te maken hebben. Het bedrijf [van sjouwer] geeft veel aanleiding tot kruimeldieverij; de arbeider eigent zich wat van de inhoud van een baal toe, en verkoopt de buit. Hij ‘maakt een poetje’ of ‘slaat een melik’; poet is algemeen Amsterdams bargoens, melik betekent (...) ‘zak’. Dat komt wel uit; in het veembedrijf zal de buit wel meestal in een zak vervoerd worden.
Wie een poetje had gemaakt, kon dit zelf gebruiken of verkopen. Wie het verkocht, kwam terecht bij de zogenoemde ‘poetjesbaas’ of ‘poetjeskoper’, synoniemen voor ‘heler’. We komen poetjesbaas onder meer tegen in een roman uit 1940 van Jan Mens, getiteld Het gouden reael:
Dan ging-ie op strooptocht langs de kaai, dan rausjte hij in de Rietlanden. Dan kroop hij in een goederenwagen, dan lichtte hij 'n losse plank van een schuit. Want hij weet de weg, Hein, en hij kent de spraak. Koffie en spek kan een arm mens 's winters altijd gebruiken, en wat er overblijft gaat naar de poetjesbaas.
Overigens blijkt uit allerlei bronnen dat het poetjesmaken onder sjouwers, bootwerkers en havenarbeiders vroeger heel vaak voorkwam. Velen zagen het als een rechtvaardige aanvulling op hun loon. Het was andermaal Jan Mens, een auteur die veel romans schreef over sociale misstanden, die hier iets over vastlegde. In 1950 schreef hij in Er wacht een haven:
Bij zoveel haast verslapte het toezicht, wie is bestand tegen verleiding? Menig bootwerker maakte het aloude gezegde ‘Een dagloon verdienen, een half dagloon pies’ tot werkelijkheid, zonder dat het merkbaar schade deed aan hun ziel en zaligheid. 'n Mens moet alle windjes waarnemen.
Over de uitdrukking ‘Een dagloon verdienen, een half dagloon pies’ nog dit: de strekking ervan is duidelijk (‘een heel dagloon verdienen, een half dagloon erbij ritselen’), maar in overige teksten over het Bargoens ben ik die niet tegengekomen. Als iemand de uitdrukking kent en weet of het inderdaad een ‘aloud gezegde’ is, dan hoor ik het graag.
Dit is de laatste aflevering van de serie ‘Bargoens’. In het eerste nummer van 2010 begint Ewoud Sanders met een nieuwe rubriek. Bij uitgeverij Van Dale verscheen onlangs van zijn hand het Modern Bargoens woordenboek.