| |
| |
| |
Daniël Janssen en Nicole Mulder
Universiteit Utrecht
De taal van de onderbuik
De retoriek van Geert Wilders
Waaraan dankt PVV-leider Geert Wilders zijn succes? Vaak wordt gezegd: hij speelt handig in op de emoties van de kiezers, vooral op hun onderbuikgevoelens. Is dat ook zo? Gebruikt hij meer emotionele argumenten dan bijvoorbeeld Femke Halsema en Alexander Pechtold? Onlangs is daar onderzoek naar gedaan.
PVV-leider Geert Wilders beledigt veel vaker dan Alexander Pechtold (D66)en Femke Halsema (GroenLinks).
Foto: © Peter Hilz / Hollandse Hoogte
Als je ‘Geert Wilders onderbuik’ googelt, krijg je duizenden treffers. In veel van de teksten die achter die treffers schuilgaan, wordt beweerd dat Wilders inspeelt op emoties van burgers om stemmen te winnen. Hoe Wilders precies op die onderbuiken inspeelt, is nauwelijks bekend. Maar het is zonneklaar dat zijn taalgebruik de aandacht trekt. Toen Wilders toenmalig minister Ella Vogelaar in 2007 voor ‘knettergek’ uitmaakte, was dat voorpaginanieuws. Kort daarop peilde Maurice de Hond dat zes op de tien Nederlanders vonden dat Geert Wilders de tegenstellingen in het politieke debat onnodig op scherp zette. Tegelijk vond 67% echter ook dat Wilders het recht heeft om te zeggen wat hij wil. Intussen zoekt, zoals de Volkskrant het vorig jaar formuleerde, ‘de Tweede Kamer naar woorden om de botheid van de PW te pareren’. Maar Wilders' taalgebruik wordt ook geprezen. Zo kreeg hij in 2007 de Klare Taalprijs voor zijn ‘duidelijke manier van spreken’. Over het effect van Wilders' optreden laten de peilingen in elk geval geen misverstand bestaan: zijn partij zou op dit moment een van de grootste, zo niet de grootste zijn.
| |
■ Emoties
Het is erg makkelijk om te beweren dat Wilders door zijn taalgebruik handig inspeelt op de emoties van potentiële stemmers op zijn partij. En het is ook makkelijk om die bewering met voorbeelden te ondersteunen, zoals al vaker is gebeurd in ‘de media’. Maar wijkt Wilders in dit opzicht wel af van andere politici? Om dat te onderzoeken hebben we het taalgebruik van Wilders in tien Kamerdebatten vergeleken met dat van Alexander Pechtold en Femke Halsema, respectievelijk fractieleider van D66 en van GroenLinks. Beide politici zitten net als Wilders in de oppositie, en beiden staan bekend als goede debaters, elk op hun eigen manier. Halsema betrekt weleens emoties bij het debat, Pechtold is wat rationeler. Vooral Pechtold is gaan gelden als een van de weinigen die erin slagen Wilders van repliek te dienen.
Emoties, daar ging het dus om in ons onderzoek: om de manier waarop Wilders met zijn taal inspeelt op emoties. Tegelijk hadden we het hierboven over ‘de onderbuik’. Daardoor lijkt het misschien alsof een beroep op emoties niet thuishoort in een rationeel debat. Maar van oudsher denkt men daar anders over. De grote denkers over retorica zien inspelen op emoties als een belangrijk instrument. Zo vond de Romeinse retoricus Quintilianus:
Het bespelen van deze emoties is, als het lukt, het heftigste middel dat de redenaar ten dienste staat, maar faalt hij, dan worden zijn woorden lauw ontvangen.
Zo bezien zou je als politiek redenaar wel gek zijn als je niet op de emoties van je gehoor (in het bijzonder je kiezers) inspeelt. Hoe doen Wilders, Pechtold en Halsema dat?
| |
■ I have a dream
Om het taalgebruik van de drie politici goed te kunnen vergelijken, hebben we een steekproef getrokken uit hun bijdragen aan Kamerdebatten. Van elk hebben we tien bijdragen geanalyseerd op de aanwezigheid van verschillende retorische middelen waarmee een beroep op emoties wordt gedaan (zie het kader).
We hebben de toespraken bijvoorbeeld bekeken op de aanwezigheid van de ‘anafoor’: een continue herhaling van een woord of woordgroep aan het begin van op elkaar volgende zinnen of alinea's. Een bekend voorbeeld van een anafoor is de beroemde speech van Martin Luther King waarin hij acht keer een alinea begon met de woorden ‘I have a dream.’ Een recenter voorbeeld komt uit een ook vrij befaamde speech van Barack Obama, van juni 2008, ‘Change We Can Believe In’:
America, this is our moment. This is our time, our time to turn the page on the policies of the past, our time to bring new energy and new ideas to the challenges we face, our time to offer a new direction for this country that we love.
| |
| |
Ook Wilders, Halsema en Pechtold gebruiken anaforen. Wilders bijvoorbeeld in het debat over islamitisch activisme op 6 september 2007:
Zij [toenmalig minister Ella Vogelaar - DJ en NM] toont daarmee wat mij betreft aan dat zij knettergek is geworden. Zij toont daarmee aan dat zij de Nederlandse cultuur verraadt. Zij toont daarmee aan dat zij niet begrijpt dat veel Nederlanders de islamisering en de islamitische traditie niet willen.
En Halsema deed het bijvoorbeeld in het debat over Wilders' film Fitna op 1 april 2008:
Dan vindt u overal bondgenoten, ook bij ons, en kunt u politiek effectief zijn. Dan is wel gelijkwaardigheid en wederzijds respect vereist. Dan kunt u moslims niet als tweederangsburgers behandelen. Dan zult u uw pleidooi voor een verbod op de Koran moeten intrekken.
In de tien debatten die we hebben geanalyseerd, gebruikt Wilders in totaal 27 keer de anafoor; bij Halsema kwam hij tien keer voor, maar bij Pechtold 22 keer; hij zit dus niet ver bij Wilders vandaan.
Een ander middel om in te spelen op emoties is het ‘parallellisme’. Daarbij gaat het om zinnen of zinsdelen die grammaticaal op dezelfde wijze zijn opgebouwd. Een parallellisme gaat vaak gepaard met een herhaling van dezelfde woorden (dus een anafoor), maar niet altijd. Het volgende voorbeeld komt uit de speech ‘A Modern Constitution’ van Tony Blair, die hij uitsprak op de partijconferentie van Labour in oktober 1994. Het was zijn eerste speech als Labourleider.
We cannot buy our way to a safe society. We must work for it together. We cannot purchase an option on whether we grow old. We must plan for it together.
Ook de politici die wij bestudeerd hebben, gebruiken parallellismen. Geert Wilders, opnieuw in het debat van 6 september 2007:
Doe waar veel Nederlanders om schreeuwen. Doe wat Nederland nodig heeft. Stop de immigratie uit moslimlanden. Sta geen enkele nieuwe moskee meer toe. Sluit de islamitische scholen. Verbied de boerka. Verbied de Koran.
Als Alexander Pechtold al beledigt, dan doet hij het mild en ironisch.
Foto: © Peter Hilz / Hollandse Hoogte
Een voorbeeld van Pechtold, uit de Algemene Beschouwingen van 2008:
Als het uw bedoeling is meer ruimte te scheppen ten opzichte van de Verenigde Staten, zeg het dan. Als het uw bedoeling is, meer ruimte te scheppen ten opzichte van Europa, laat het dan.
Femke Halsema gebruikt slechts twee keer zo'n parallellisme; Pechtold (zes keer) en Wilders (zeven keer) zitten dicht bij elkaar in de buurt.
| |
Hoe speel je in op emoties?
In ons onderzoek hebben we de bijdragen van Geert Wilders, Femke Halsema en Alexander Pechtold geanalyseerd op de aanwezigheid van de volgende twintig retorische middelen. Allereerst twaalf middelen die door alle drie ongeveer evenveel werden gebruikt:
- | anafoor: herhaling van een woord(groep) in op elkaar volgende zinnen |
- | parallellisme: ‘Home of the free, land of the brave.’ |
- | quaestie: een reeks van retorische vragen |
- | apostrof: je afwenden van het publiek en je tot iemand specifiek richten |
- | tegenstelling |
- | ironie: a zeggen maar b bedoelen |
- | opsomming: ‘Het is voor onszelf, voor onze ouders en voor onze kinderen.’ |
- | drieslag: ‘We must pick ourselves up, dust ourselves off, and begin again.’ |
- | climax: ‘We wachten uren, dagen, maanden en jaren.’ |
- | prijzen: de tegenstander loven |
- | metafoor: vergelijking |
- | herhaling: ‘Het was zinloos, zinloos, zinloos.’ |
De volgende acht middelen kwamen we bij Wilders opvallend veel vaker tegen dan bij Halsema en Pechtold:
- | spreken in de ik-vorm |
- | beschimpen, het doen van persoonlijke aanvallen |
- | voorspellen van rampspoed: ‘Nederrabië is slechts een kwestie van tijd.’ |
- | beloven van trouw (aan ‘het volk’ en de PVV-kiezers) |
- | onderstrepen van de eigen loyaliteit (aan ‘het volk’ en de PVV) |
- | achterwege laten van complimenten (aan anderen dan ‘het volk’ en PVV-collega's) |
- | gebruik van volkse clichés en minder creatieve metaforen: ‘Hardwerkende mensen krijgen het niet cadeau.’ |
- | sarcasme en cynisme |
| |
■ Beledigen en prijzen
Bij twaalf van de twintig stijlmiddelen die we onderzochten, konden we geen ‘statistisch significant’ (niet op toeval berustend) verschil vinden tussen Wilders aan de ene kant, en Pechtold en Halsema aan de andere kant. (Zie nogmaals het kader.) Desondanks kost het weinig moeite om van een discussiebijdrage vast te stellen of die van Wilders is of niet. Je herkent zijn bijdragen uit duizenden. Maar waar zitten de verschillen dan?
De meest opvallende zit 'm - niet geheel verrassend - in de beledigingen. Wilders beledigt zijn toehoorder(s) in de tien debatten in totaal veertien maal, zoals in het bekende voorbeeld hier-vóór, waarin hij Ella Vogelaar ‘knettergek’ noemt. Hij beledigt veel vaker dan Pechtold (één keer) en Halsema (twee keer). Bovendien zijn de beledigingen van Pechtold en Halsema milder en vaak ironisch. Halsema vond in 2006 dat minister Verdonk klinkt ‘als een kalkoen die tegen beter weten in blijft
| |
| |
voorstellen om met Kerstmis vegetarisch te eten’.
Een ander verschil vinden we bij het ‘prijzen’, het loven van anderen - óók een strategie die op de emoties werkt. Wilders prijst de regering of collega-Kamerleden in geen van de debatten die wij hebben geanalyseerd. Pechtold en Halsema doen dat nadrukkelijk wel. Ze geven bijvoorbeeld vaak complimenten aan anderen voordat ze kritiek of bezwaren uiten.
- | Het is deze regering te prijzen dat zij daaraan hebben meegewerkt.
(Pechtold, april 2007) |
- | De honderd dagen - Mark Rutte heeft het al vaardig uitgelegd - is daarnaast ook (...)
(Halsema, juni 2007) |
Wilders prijst ook wel, maar dan alleen mensen die aan zijn kant staan, zoals ‘het volk’, in het bijzonder zijn eigen aanhang; in april 2008 zei hij:
Ik ben er trots op om voor die Nederlanders op te komen.
Ook zijn partijgenoot Hero Brinkman krijgt in een Kamerdebat een compliment - dat overigens vergezeld gaat van een belediging aan het adres van de Antillen:
De Partij voor de Vrijheid is het net als heel veel burgers van Nederland zat dat het grotendeels corrupte boevennest op de Antillen, zoals mijn collega Brinkman altijd prachtig zegt, dat al decennia teert op de zakken van de hardwerkende Nederlanders omdat het geheel failliet is, geld erbij krijgt.
| |
■ Rampspoed
Wilders voorspelt ook geregeld ‘rampspoed’ als niet wordt gedaan wat er volgens hem moet gebeuren. Bijvoorbeeld in september 2007:
Als wij de islamisering niet stoppen, zijn Eurabië en Nederrabië slechts een kwestie van tijd.
Halsema en Pechtold gebruiken dit ‘rampspoed’-middel niet in de debatten die wij hebben onderzocht. Mensen die vinden dat Wilders inspeelt op de onderbuikgevoelens in de samenleving, zullen hun mening waarschijnlijk vooral baseren op dergelijke onheilsvoorspellingen uit de mond van de PVV-leider.
Wilders gebruikt verder opvallend vaak de ik-vorm, en hij geeft nadrukkelijk zijn eigen mening in plaats van die van zijn fractie, zoals in deze voorbeelden:
Femke Halsema prijst haar opponenten geregeld.
Foto: © Arie Kievit / Hollande Hoogte
- | Het gedraai van het CDA is naar mijn mening met geen pen te beschrijven.
(december 2006) |
- | Dat is volgens mij een juiste manier van handelen van het kabinet, van het vorige kabinet wel te verstaan.
(april 2007) |
Het eerste voorbeeld is typerend. Het gaat om Wilders' mening tegenover die van het CDA als partij. Wilders zelf plaatst zich op deze manier buiten de politiek, buiten de ‘gevestigde orde’. Dat trekt stemmen, zoals we weten sinds de opkomst van Fortuyn.
Pechtold en Halsema gebruiken de ik-vorm veel minder prominent. Zij plaatsen vaker hun fractie voorop. Zo zegt Pechtold in het debat over het generaal pardon (30 november 2006):
Mijn fractie vindt dat niet goed genoeg.
Het gaat dan nadrukkelijk om een fractie waar hij zelf deel van uitmaakt.
| |
■ Ongebondenheid
Wilders wijkt dus af van Halsema en Pechtold door het gebruik van de eerste persoon, het beledigen, het niet-prijzen en het voorspellen van rampspoed. Die combinatie heeft een opmerkelijk effect. Wilders onderstreept hiermee zijn individualiteit en ongebondenheid. Hij spreekt namens zichzelf voor ‘het’ volk, en neemt daarbij geen blad voor de mond. Dat maakt hem in de ogen van zijn gehoor oprecht. Hij hoeft niet met ‘meel in de mond te spreken’, zoals hij dat zelf altijd noemt. Maar bovendien manifesteert hij zich met die directheid ook als iemand die niet twijfelt, als iemand die weet hoe het zit. Dat zie je bijvoorbeeld ook in zijn gebruik van opsommingen die vaak eindigen met zinsneden als ‘enzovoort, enzovoort’ en ‘ga zo maar door’:
- | Voor hogere accijnzen op diesel, lpg en alcohol tot de vliegtaks, de verpakkingstaks, de slurptaks, de komende btw-verhogingen en ga zo maar door.
(mei 2008) |
- | Waar zijn de forse bijdragen in het zuiden van Afghanistan van landen als Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Griekenland, België en ga zo maar door?
(december 2007) |
Kortom, geen twijfel over mogelijk, het is veel, en er is nog veel meer. Wilders presenteert zichzelf in de onderzochte debatten vooral als iemand die beter dan anderen weet hoe het zit. Wilders is overtuigd van zijn eigen standpunten, en draagt dat uit. Het beleid moet om, anders dreigt er rampspoed. En misschien is dat wel iets waar zijn kiezers voor vallen. Men zoekt een sterke leider, niet iemand die wikt en weegt en compromissen zoekt. Debatteren, standpunten uitwisselen, het eens worden het hele politieke spel is voor mietjes, lafbekken en twijfelaars.
Zie voor literatuur hierover www.onzetaal.nl/wilders.
| |
Ander onderzoek
Ook de Leidse taalkundige Maarten van Leeuwen heeft het taalgebruik van Wilders onderzocht. Hij vergeleek Wilders op dit punt met voormalig minister Ella Vogelaar. Hoewel Vogelaar een genuanceerdere boodschap moest uitdragen, had ze zeker nog iets van de stijl van Wilders kunnen leren, zo was Van Leeuwens conclusie.
Wat kenmerkt Wilders' stijl? Hij gebruikt veel herhalende constructies, superlatieven (zowel negatieve als positieve), concrete voorbeelden, lidwoorden (‘de Nederlanders’, ‘de islam’, ‘de Haagse politiek’) en metaforen. Verder spreekt hij bij voorkeur in hoofdzinnen. Al deze elementen dragen ertoe bij dat Wilders helder en stellig overkomt.
Een verslag van Van Leeuwens onderzoek verscheen dit voorjaar in Tekstblad (jaargang 2009, nr. 2). Het is ook te lezen op www.stylistics.leidenuniv.nl.
|
|