■ Boom snoeien
Als je de taal bekijkt van jonge sprekers van het Standaardnederlands (achttientot dertigjarigen), lijkt het erop dat gaan het werkwoord zullen al voor een belangrijk deel heeft verdrongen. In het corpus komen talloze zinnen voor als:
- | Hij gaat iets voor zichzelf zoeken. |
- | Dat ga ik zeker doen. |
- | Deze week ga ik toch nog even bellen. |
Al deze zinnen hebben één belangrijke overeenkomst: gaan wordt hier steeds gecombineerd met een handelingswerkwoord, dat een echte actie weergeeft: zoeken, doen, bellen. Als een van deze drie werkwoorden in een zin voorkomt, gebeurt dat in 81% van de gevallen met gaan, en slechts in 19% met zullen. In combinatie met andere soorten werkwoorden ligt dat percentage voor gaan veel lager. Neem nu zinnen als:
- | Die boom die bij je gesnoeid gaat worden. |
- | Zij weet wel welke vragen ze ongeveer gaat krijgen. |
Worden en krijgen zijn te zien als ‘passieve werkwoorden’: er is niets of niemand die iets ‘doet’ in de zin, hooguit iets of iemand die iets ‘ondergaat’ - de boom bijvoorbeeld in de eerste zin hierboven. In combinatie met de passieve werkwoorden worden en krijgen wordt er nog maar in 53% van de gevallen voor gaan gekozen.
En dan is er nog een derde en laatste groep:
- | Dan ga ik toch weer onzeker zijn. |
- | De eigenaar gaat zijn café moeten sluiten. |
- | Zij gaan veel plezier hebben. |
Zijn, moeten en hebben zijn in deze zinnen zogeheten toestandswerkwoorden. Gaan wordt nauwelijks gecombineerd met deze werkwoorden: slechts in 4% van de gevallen. In het leeuwendeel van dit soort zinnen kiezen de jongeren dus nog altijd voor zullen.