| |
| |
| |
Schrijven in de schaduw
Vertalers Niek Miedema en Harm Damsma over hun vak
Berthold van Maris
Vertalen is hard werken voor weinig geld onder hoge tijdsdruk. En toch zijn vertalers vaak dol op hun werk. Waar zit 'm dat in? En hoe gaan ze precies te werk? Twee gerenommeerde literair vertalers over hun vak.
Vertalers Harm Damsma (links) en Niek Miedema: ‘De vertaling die wij samen opleveren, is aantoonbaar beter.’
Foto: Iris Vetter
Niek Miedema (53) en Harm Damsma (62) leerden elkaar vijftien jaar geleden kennen toen Miedema als debuterend vertaler de weerbarstige Engelse roman Ulverton van Adam Thorpe wilde vertalen en daar graag de hulp van een ervaren covertaler bij had. De samenwerking beviel. Sindsdien hebben ze samen meer dan dertig boeken uit het Engels vertaald - vooral hedendaagse romans.
| |
■ Opvallend Nederlands
Het ideaalbeeld van een vertaling is dat je niet merkt dat het een vertaling is. Is de vertaler het liefst onzichtbaar?
Niek Miedema: ‘Ik zou zelfs willen zeggen dat het ideaalbeeld van proza is dat je niet merkt dat het geschreven is. George Orwell heeft gezegd: “Good prose is like a window pane”: goed proza, daar kijk je doorheen. Het moet zo natuurlijk zijn dat je niet merkt dat er heel hard aan gewerkt is.’
Harm Damsma: ‘Maar er zijn teksten die zó levendig en interessant zijn in het Engels dat je er niet aan ontkomt dat ook het Nederlands van de vertaling kleurrijk wordt en daardoor gaat opvallen. Zoals in de door ons vertaalde roman Redemption Falls van de Ierse schrijver Joseph O'Connor. Het verhaal speelt zich af vlak na de Amerikaanse burgeroorlog en O'Connor gebruikt ontzettend veel taal uit de negentiende eeuw, met quasi-authentieke krantenstukken, documenten en dagboeken. Dat mag ook in het Nederlands wat aangezet worden. We hebben naar oudere spelling teruggegrepen en dat soort dingen. Verouderde zinswendingen, naamvallen. Zodat je de geur van de negentiende eeuw gaat proeven. De zichtbaarheid van de vertaler wordt daarmee vanzelf groter. Maar we doen dat in het verlengde van de auteur. Die heeft hetzelfde gedaan in de eigen taal.’
Miedema: ‘Het is natuurlijk ondenkbaar dat een Ierse schrijver zulk opvallend Nederlands had kunnen schrijven. Maar er is een soort van onuitgesproken afspraak tussen de lezer en het boek dat de personages allemaal Engels praten, maar dat je het toevallig in het Nederlands leest.’
| |
■ Weerbarstig
Uitgevers willen het liefst een makkelijk leesbare, soepele tekst. Wat doen jullie met literatuur die juist stug geschreven is?
Damsma: ‘Weerbarstig proza moet op een weerbarstige manier vertaald worden. Redacteuren hebben vaak de neiging om dat glad te strijken. Als een
| |
| |
auteur een bepaald woord binnen het bestek van een of twee alinea's een paar keer herhaalt, kun je er donder op zeggen dat de redacteur synoniemen aanbrengt in de kopij. Wat wij vervolgens weer herstellen. Dat is een idee dat heel wijdverbreid leeft: dat je nooit drie keer achter elkaar hetzelfde woord mag gebruiken, dat je altijd moet variëren: “Daar gaat Kees Verkerk de binnenbocht in, de Puttershoekse stoere jongen zet nog eens extra aan, en zo haalt de kasteleinszoon de finish!”’
Miedema: ‘We hebben ook weleens onleesbaar proza vertaald. Een hoofdstuk uit Ulverton van Adam Thorpe dat zonder interpunctie geschreven is - geen punt, geen komma, geen hoofdletter, niets - in een Wessex dialect dat uitgestorven is.’
Damsma: ‘Het is de gedachtenstroom van een landarbeider die, ergens in de negentiende eeuw, door de dreven van Ulverton kuiert en in gedachten praat tegen een klein jongetje. De auteur heeft van familie en vrienden te horen gekregen: “Prachtig boek, maar eh, nou ja, hoofdstuk negen hebben we natuurlijk overgeslagen, dat snap je wel, hè?” Ik denk dat veel Nederlandse lezers hetzelfde gedaan hebben, want wij hebben het fantastisch goed vertaald: het is echt onleesbaar geworden!’
| |
Ulverton van Adam Thorp.
Gedachtenstroom van een landarbeider in de negentiende eeuw.
Engels |
Nederlands |
gate ope now maunt lope about in Gore patch wi' they crusty bullocks yeeeeeeeeow bloody pig-stickin them old hooks jus yowlin out for grease haaf rust look yaa that old Stiff all pinch an screw an bloody screw aye shut he fast now hup ramshackle old bugger (Ulverton, Secker & Warburg, 1992) |
hek ope nou moewenie blijve rondlummele op Gore ze land met die hoofdige jonge stiere kriiiieeeeuuw godsakkerse zwijnejacht en die ouwe scheniere kerreme gewoon om olie hallef verroest kijkt dan die ouwe Stiff een en al knijpstuiver godsakkers een en al knijpstuivers jazekers doet 'm gauw dicht hop gammele ouwe leur (Nederlandse versie van Ulverton, met dezelfde titel, Nijgh & Van Ditmar, 1995) |
| |
1921 van Adam Thorpe
Het rammelende proza van een gemankeerd schrijver.
Engels |
Nederlands |
They had created a great metaphoric dust and noise and he simply, rather selfishly, wanted them to go, to have nothing to do with them until they had calmed down and the stars had flattened in their eyes - in about a year's time he reckoned.
(Nineteen Twenty-One, Jonathan Cape, 2001) |
Ze hadden in figuurlijke zin een grote, lawaaierige stofwolk opgeworpen en hij wilde, heel egoïstisch, alleen maar dat ze weggingen, dat ze hem met rust lieten tot ze enigszins tot bedaren waren gekomen en de sterretjes in hun ogen waren gedoofd. Overeen jaar of zo, schatte hij.
(1921, Uitgeverij Podium, 2002) |
| |
■ Borstelige wenkbrauwen
Miedema: ‘We vonden 1921 van Adam Thorpe ook moeilijk, omdat de hoofdpersoon daar een gemankeerde schrijver is: hij wil graag, maar het komt niet uit zijn handen. Het proza dat hij produceert, rammelt. Dan kom je met een Nederlandse vertaling waarvan je denkt: nee, het loopt niet. Maar ja, dat is juist de bedoeling. Dat gaat tegen je natuur in.’
Damsma: ‘Schrijf maar eens slecht proza!’
Miedema: ‘Ivanhoe vond ik ook heel erg moeilijk. Dat lag jou iets beter.’
Damsma: ‘Ik had een heel helder beeld van hoe ik die vertaling wilde hebben. We zijn daar ook met de uitgever over in debat gegaan - het had onder andere met de mate van archaïsering te maken. Het lulligste voorbeeld wat dat betreft is dat wij de ridders “gij” lieten zeggen. Dat ging de uitgever te ver. Maar we hebben uiteindelijk toch onze zin gekregen. Er is uitvoerig over gesproken, met als resultaat dat wij een inleiding op het boek hebben geschreven waarin we vertelden waarom we het zo vertaald hebben.’
Miedema: ‘Het boek is uit 1819. Het is door de auteur, Sir Walter Scott, archaïserend geschreven, want het speelt in de twaalfde eeuw.’
| |
Redemption Falls van Joseph O'Connor
Negerengels uit de negentiende eeuw.
Engels |
Nederlands |
... No I ain afretto die... Cause I had times I thought I would... That mornin after the storm I was dead in my skin... And I don't know who killt them Mississippians that time... Got a notion or some about it... But I aint sayin...
(Redemption Falls, Harville Secker, 2007) |
... Nee ik ben nie bang fo' dood te gaan... Verleden had ik vaak gedacht ik ga dood... Die ochtend na die storm ik was bekant dood... En ik weet niet wie die jonges uit Mississippi toen heef' doodgeschoten... Heb wel idee... Ma' ik zeg nie...
(Nederlandse versie van Redemption Falls, met dezelfde titel, Nieuw Amsterdam, 2007) |
Waarom had de uitgever zo veel moeite met dat gij?
Damsma: ‘Een uitgever wil nog wel oude klassieke romans uitgeven, Gullivers reizen, Ivanho, noem maar op, integrale vertalingen, maar het moet wel voor de moderne lezer te behappen zijn. En die oude woordkeus, daar wil de moderne lezer niet meer aan - is de gedachte. Nou is ons idee dat waar de moderne lezer niet meer aan wil, juist die dikke integrale vertalingen zijn. Het antieke taalgebruik is maar één aspectje van die oude romans, en niet eens het meest hinderlijke.’
Miedema: ‘Een personage komt een kamer binnen en je krijgt eerst een pagina over wat hij aanheeft, tot in details. En de psychologie is uit de tijd dat de psychologie nog moest worden uitgevonden. Dus als iemand daar binnenkomt met een grote neus en met borstelige, donkere wenkbrauwen, dan weet
| |
| |
je wel hoe laat het is. Die manier van vertellen. Daar doe je niet iets aan door ze allemaal vlot te laten babbelen. Dan wordt de discrepantie met de rest alleen maar groter.’
| |
Ivanhoe van Walter Scott
Archaïserend taalgebruik.
Engels |
Nederlands |
‘We forgive thee, Brother Brian,’ said the Grand Master. ‘That thou hast boasted thy warlike achievements before us, is a glorifying of thine own deeds, and cometh of the Enemy, who tempteth us to exalt our own worship. But thou hast our pardon, judging thou speakest less of thine own suggestion then from the impulse of him, whom, by Heaven's leave, wel will quell and drive forth from our assembly.’
(Ivanhoe, Penguin Books, 2000, eerste editie: 1814) |
‘Wij vergeven u, broeder Brian,’ zei de grootmeester. ‘Dat gij u beroemt op uw krijgsverrichtingen is een verheerlijking van eigen daden en komt van de Vijand, die ons verleidt ons tot eigen roem te verheffen. Doch het zij u door ons vergeven, daar wij van oordeel zijn dat ge niet zozeer uit eigen aandrift spraakt als wel door de inblazingen van hem, die wij, met hemelse hulp, zullen beteugelen en uit ons midden verdrijven.’
(Nederlandse versie van Ivanhoe, met dezelfde titel, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2006) |
| |
■ Herman Finkers
Sommige dingen zijn onmogelijk te vertalen. Dialecten bijvoorbeeld. Toch moet je er iets mee.
Miedema: ‘Je kunt een Engels dialect niet vervangen door een bestaand Nederlands of Vlaams dialect, want dan krijg je de verkeerde associaties.’
Damsma: ‘Stel, er wordt Texaans gesproken in een Amerikaanse roman. Als wij daar Twents van zouden maken, zou dat voor de lezer plotseling Herman Finkers worden.’
Miedema: ‘Wat we doen is: we maken een aantal elementen een beetje geprononceerder in het Nederlands, we bouwen een aantal afwijkingen in die niet verwijzen naar één specifiek lokaal dialect. Je hebt in het Nederlands bijvoorbeeld dingetjes die algemeen plat zijn. Dat mensen benne en zijn door elkaar gebruiken. Weze en zijn. Kenne en kunne. Daar kom je een heel eind mee.’
Damsma: ‘Alleen al met de spelling kun je een hele hoop dingen doen. Met accenttekentjes. Het zijn puur optische dingen, maar het werkt. Je kunt het de schijn van dialect geven.’
Dat kun je alleen doen als het maar een paar pagina's duurt.
Damsma: ‘Geldt voor het Engels ook. Joseph O'Connor zou het niet in zijn hoofd halen zijn hele roman in dialect te schrijven. Hij beheerst dat ook niet. Hij is een Ier, en hij verzint het net zo goed als wij, wanneer hij een Amerikaanse slavin negentiende-eeuws Negerengels laat praten.
| |
■ Tijdsdruk
Jullie hebben meestal maar een paar maanden de tijd voor zo'n vertaling. Miedema: ‘Er is veel tijdsdruk, ja. Wij werken veel vanuit manuscripten, omdat de uitgever de vertaling op de markt wil hebben tegelijkertijd met, of liever nog: vóór het oorspronkelijke werk. De uitgever heeft het idee dat mensen anders het Engelse boek gaan kopen.’
Damsma: ‘De gedachte bij uitgevers is dat ze nog wel wat de prijs betreft kunnen concurreren met de Engelstalige hardcover, maar dat de verkoop van de vertaling stagneert zodra de Engelse paperback in de handel is. Dat is na ongeveer een jaar.’
Miedema: ‘Maar je moet het Engels van de Nederlandse lezer niet overschatten. Heel veel boeken zijn echt lastig. Als wij daar als vertaler al zo mee bezig zijn, de auteur moeten aanschrijven met allerlei vragen, dan kun je mij niet wijsmaken dat de gemiddelde lezer het allemaal in één keer snapt.’
Werken jullie daarom als duo: omdat boeken in korte tijd vertaald moeten worden?
Damsma: ‘Nee, helemaal niet. Het gaat niet sneller met zijn tweeën. Het is juist meer werk. We doen ieder de helft. Wat je af hebt, gaat vervolgens naar de ander. Die gaat daar heel grondig doorheen. Ik zeg weleens: die breekt dat tot het bot af. En dan komt het weer terug.’
Miedema: ‘Dan kijkje wat je overneemt. Nou, voor 90 procent gaat het gewoon om duidelijke verbeteringen. De 10 procent die overblijft, daar gaan we voor bij elkaar zitten. Dat zijn ofwel dingen die we allebei niet goed begrepen hebben, ofwel dingen waarbij je het niet helemaal eens bent met de verbetering.’
Damsma: ‘Dan wordt er geijsbeerd, wordt er rondgelopen, wordt er gepraat. Tot we eruit zijn.’
Zo wordt het vertalen ook wat minder eenzaam?
Miedema: ‘Het heeft voor- en nadelen. Financieel is het een nadeel, omdat het intensiever is, zonder dat je er meer voor betaald krijgt.’
Damsma: ‘De vertaling die wij samen opleveren, is aantoonbaar beter dan de vertaling die Niek of ik alleen zou hebben opgeleverd. Daar zit een geweldig stuk bevrediging. Maar het werkt alleen als je taalgevoel heel dicht bij elkaar ligt. Kijk, als ik mijn tekst naar Niek stuur en ik krijg het met allerlei zwart potlood in de marge en tussen de regels terug, en ik ga dat langs, dan moet het zo zijn dat ik denk: o ja, gelukkig, dat is beter. Dat hij me niet van al die voorgestelde verbeteringen moet overtuigen. Dat het net even preciezer is, genuanceerder, pregnanter.’
| |
■ Lachstuip
‘Er zijn wel kleine verschillen tussen ons, maar in de loop van de jaren weten we die vrij goed van elkaar. Zo zal Niek sneller “nimmer” zeggen, en ik eerder “nooit”.’
Miedema: ‘Jij zegt eerder “naartoe” en ik zeg eerder “heen”. Jij zegt eerder “keer” en ik zeg “maal”.’
Damsma: ‘Dat zijn kleine dingen, maar er mag niet in de ene helft van het boek alleen maar maal voorkomen en in de andere helft alleen maar keer.’
Miedema: ‘We proberen dat een beetje te verdelen.’
Herkennen jullie zelf achteraf wie welke bladzijde vertaald heeft? Miedema: ‘We zitten nu de proeven te bekijken van een boek dat we per hoofdstuk verdeeld hebben. Dat is een maand geleden vertaald en als ik het nu lees, weet ik al niet meer van wie dat hoofdstuk is.’
Het zou wel beter betaald mogen worden.
Damsma: ‘Mijn zwager is accountant. Hij is zo aardig om mijn financiën, voor de belasting en zo, te regelen. Dat is een jaarlijks weerkerende lachstuip voor hem. Hij zegt altijd: ik dacht dat jullie heel specialistisch en hoogwaardig werk doen, waarom betaalt dit niet? Wou je nou echt zeggen dat je er niet meer mee verdiend hebt dan die paar duizend euro? Van het honorarium dat uitgevers geven, valt niet te leven.’
| |
| |
Miedema: ‘Ik snap ook niet waar het geld dan wel blijft. Want ook de auteur wordt daar niet per definitie heel snel rijk van.’
Damsma: ‘Lees Jeroen Brouwers' laatste boek Sisyphus' bakens. Dat gaat over hoe je als kunstenaar - en daar mag je dan in dit geval vertaler voor invullen - altijd de sluitpost van de begroting bent.’
Miedema: ‘We krijgen gelukkig heel regelmatig werkbeurzen van het Fonds voor de Letteren. Die zijn vaak hoger dan wat je als honorarium van een uitgever krijgt.’
Het moet wel erg leuk werk zijn, als jullie dit voor zo weinig geld willen doen.
Miedema: ‘Ik denk dat er vrijwel geen literair vertaler actief is die het niet uit liefde voor het vak doet. Dat kan niet anders. Vertalers werken allemaal ontzettend hard, vaak tot laat in de avond. Het is gewoon knutselen met taal en daar houden wij van. En we houden ook heel erg van lezen. Ik denk dat we allebei slechtgehumeurd raken als we te lang niet voor onze lol kunnen lezen.’ Vertalen is niet alleen schrijven, maar ook een heel intensieve vorm van lezen?
Damsma: ‘Niemand leest een boek zo goed als een vertaler. Niemand leest eer boek zo precies, zo langzaam, zo woord voor woord.’
| |
Gezocht: ‘typisch’ Nederlands in buitenlandse boeken en films
In de negentiende-eeuwse Engelse roman Dracula van Bram Stoker is professor Van Helsing een van de dragende personages. Van Helsing is een Nederlander en daarom laat Stoker hem af en toe dingen zeggen als ‘mein Gortt!’ en ‘Gort im Himmel!’ - wat in zijn ogen vermoedelijk typisch Nederlands was.
Onze Taal is op zoek naar meer voorbeelden van dit verschijnsel: Nederlandse personages in buitenlandse boeken, films, stripverhalen, etc. die quasi-Nederlands spreken of, als ze een andere taal bezigen, daar ‘typisch Nederlandse’ trekjes aan toevoegen. Het mogen hilarische voorbeelden zijn, zoals dat van Van Helsing, maar ook serieuze gevallen zijn welkom. Het adres: films@onzetaal.nl, of Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. Op de resultaten komen we terug.
|
|