| |
| |
| |
Reacties
Onze Taal biedt aan elke lezer de mogelijkheid tot reageren. Stuur uw reactie indien mogelijk per e-mail naar: redactie@onzetaal.nl, of anders naar: Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. Voor bijdragen aan deze rubriek gelden de volgende richtlijnen:
• | Formuleer uw reactie kort en bondig (bij voorkeur niet meer dan 250 woorden). |
• | Geef in de tekst duidelijk aan op welk artikel u reageert. |
• | Stel uw bijdrage zodanig op dat de lezer niet wordt verplicht een vorig nummer erbij te halen. |
• | Lever uw reactie in onder vermelding van naam, adres en (eventueel) functie. De redactie kan inkortingen en stilistische veranderingen aanbrengen in reacties, en raadpleegt bij belangrijke wijzigingen de auteur. Reacties kunnen doorgaans pas worden geplaatst twee maanden na het nummer waarop u reageert. Niet geplaatste reacties worden doorgestuurd naar de auteur van het desbetreffende artikel. |
| |
Autonamen [1]: Ford Ka
Richard Keijzer - Hilversum
Erwin Wijman geeft bij zijn artikel over autonamen (‘Van 7-serie tot Picanto’, Onze Taal april) een overzicht van ‘dierenautonamen’. Hierin staat dat de Ford Ka is genoemd naar de kauw, een soort kraai. Het lijkt mij stug dat een wereldwijd opererend autoconcern een Nederlandse vogelnaam zou uitkiezen. Ik vind de stelling dat het hier gaat om een fonetische weergave van het woord car veel aannemelijker.
| |
Autonamen [2]: Kia Carens
Adriaan Kegel - Groningen
In aanvulling op het overzicht van ‘modelnaammissers’ bij Erwin Wijmans artikel over autonamen ‘Van 7-serie tot Picanto’ (Onze Taal april) wil ik u nog even wijzen op de Kia Carens. De auto's in het overzicht hadden alle een imagoprobleem in één bepaald taalgebied, maar het probleem van de Kia Carens is universeler. Het Latijnse werkwoord carere betekent ‘missen, ontberen’, en het deelwoord carens maakt deze auto dus tot een ‘Kia die iets mist’.
| |
Autonamen [3]: Van 2CV tot Alfa Giulietta
Gerard Verhoeven - Den Haag
In Onze Taal van april schrijft Erwin Wijman over modelnamen van auto's. Hij betoogt dat de automerken die vooral vertegenwoordigd zijn in het bovenste marktsegment hun modellen aanduiden met cijfers en/of letters. Als voorbeelden noemt hij Volvo, Saab, Mercedes, BMW en jaguar. Daarentegen zouden de automerken die vooral in het lagere marktsegment opereren de voorkeur geven aan echte namen voor hun modellen. Als voorbeelden noemt hij Renault, Fiat en Kia.
Nu zijn er ook andere merken, zoals Citroën en Peugeot, die voor vele segmenten modellen leveren, maar die ook werken met cijfers (Peugeot 704) en/of letters (Citroën C6). Als we teruggaan in de tijd, dan constateren we dat veel merken kozen voor letters en/of cijfers: Renault, Fiat (denk aan de herrezen 500) en zelfs het zeer onprestigieuze Lada. Wat opvalt, is dat dit allemaal merken zijn van het Europese vasteland.
Elders, in Amerika en Engeland, hebben de modellen vanouds gewoonlijk namen, ook die van chique merken. In Europa kwamen namen voor typen langgeleden al voor bij de auto's van Ford en General Motors, wat gezien hun Amerikaanse achtergrond voor de hand lag: Opel Rekord bijvoorbeeld. Volkswagen heeft, toen het meer modellen op de markt ging brengen, ook namen geïntroduceerd. Renault is overgestapt op namen en Fiat later ook.
Ik denk dus dat cijfers en letters iets typisch continentaal-Europees zijn, en dat de namen elders regeren. Duidelijk is dat de namen in opmars zijn, maar dat een aantal merken blijft vasthouden aan cijfers en letters, niet alleen de duurdere.
| |
Naschrift Erwin Wijman
Dat autonamen met cijfers en letters typisch continentaal-Europees zouden zijn, is een interessante hypothese, maar niet een houdbare. Kijk alleen al naar Rover, een van de belangrijkste Engelse automerken. De laatste grote Rover heette 75, de kleine 25, daarvoor had je de 400, 600 enzovoort, en daarvoor weer de 3500 (ook wel P6 genoemd). Andersom heeft een echt continentaal merk als Lancia altijd namen gehad (voluit geschreven letters uit het Griekse alfabet zoals Delta, Ypsilon, Gamma) en Alfa Romeo heeft naast nummers ook namen, zoals het nieuwste model dat MiTo heet (een verkorting van MilanoTorino).
| |
Mankracht
L. van Kampen - Hurdegaryp
Joop van der Horst schrijft in de meiaflevering van zijn column ‘Horstlog’ over de Europese richtlijnen voor sekseneutraal taalgebruik die onlangs zijn uitgevaardigd. Hij wijst erop dat het sekseneutrale menskracht de plaats aan het innemen is van mankracht, een woord dat hij ironisch ‘zo kwetsend’ noemt.
Ik kan me goed vinden in Van der Horsts ironische toon: in veel woorden en uitdrukkingen heeft het woorddeel man niet de betekenis ‘mannelijk persoon’, maar ‘mens’ (Van Dale geeft bij man die betekenis zelfs als eerste). Een vrouwelijke bemanning is dus geen contradictio in terminis. Maar fervente feministen hebben eerst de betekenis van die woorden en uitdrukkingen verengd en op grond van die zelfbedachte verenging bestreden. En toen ze genoeg tamtam hadden gemaakt, durfden veel autoriteiten, journalisten e.a. het niet meer aan die woorden en uitdrukkingen te gebruiken, bang zich aan koud water te branden. Dus kregen we de fraaie woorden bemensen, bemensing, menskracht e.d. Maar kennelijk hadden de scherpslijpers niet in de gaten dat het woord mens is afgeleid van man, anders hadden we daar misschien ook nog wat anders voor moeten verzinnen.
| |
IJ één letter?
Frans Klaus - Zoelmond
In de mei-aflevering van ‘Hom of kuit’ staat de vraag centraal of de ij één letter zou moeten worden, met ook een eigen toets op het toetsenbord. Graag wijs ik erop dat dat laatste niet iets nieuws zou zijn: ik heb een Oliver-tikmachine uit circa 1915 met een aparte toets voor de ij. Als tegelijkertijd de CAP-toets wordt ingedrukt, komt dit teken zelfs als hoofdletter op het papier. Kennelijk is deze machine voor de Nederlandse markt gemaakt.
Schrijfmachine met een aparte toets voor de ij.
Foto: Frans Klaus
| |
Onsmakelijke gerechtbenamingen [1]: pisbakkenmarmer
B.J. Ket - Utrecht
De Taaladviesdienst schrijft in het artikel ‘Plakkeroni met dood beest’ (Onze Taal mei) over ‘onsmakelijke benamingen voor misschien wel heel lekker eten’. Hierbij komen ook de benamingen glas in lood en pisbakkenmarmer voor ‘tongenworst’ aan de orde. Maar in mijn herinnering verwijzen
| |
| |
deze benamingen niet naar tongenworst, maar naar een soort vleeswaar met stukjes vlees in een doorzichtige gelei, genaamd aspic. In mijn woordenboek staat achter aspic: ‘koud vlees- of visgerecht in dril’. ik ben nog naar mijn slager geweest om te kijken of dit rare product nog bestaat en ja, het ligt nog steeds tussen de andere vleeswaren.
Ten slotte een aanvulling op het artikel: een broodje cornedbeef ken ik onder de benaming broodje onbewaakte overweg.
| |
Onsmakelijke gerechtbenamingen [2]: smoelpap en rattentul
Jan Bosmans - Antwerpen
In het artikel ‘Plakkeroni met dood beest’ wordt niet gesproken over volksetymologie, terwijl dat toch een dankbare bron van dubieuze keukentermen is. Zo stond er in mijn kinderjaren geregeld ‘smoelpap’ op het menu. En mijn grootmoeder maakte dan weer ‘rattentul’, een groentestoofpotje. Pas jaren later leerde ik de Franse woorden semoule (‘griesmeel’) en ratatouille kennen. Dat laatste heeft ook ratjetoe opgeleverd, een ander product van volksetymologie, inmiddels ingeburgerd maar nauwelijks minder vies dan rattentul.
| |
Aanhef in e-mails
Ulrich Frank - Nuenen
Manon van Rooy en Frank Jansen gaan in het artikel ‘Wat wil de ontvanger?’ (Onze Taal mei) in op de verschillende aanhefvormen die in zakelijke e-mails gebruikt kunnen worden. Een van de afsluitende adviezen luidt: ‘Noem in de aanhef nooit iemand zowel bij zijn voor- als bij zijn achternaam.’ Er zijn echter situaties waarin dit beter is, bijvoorbeeld als niet duidelijk is wat de voor- en wat de achternaam is. Ik weet uit eigen beleven dat zulke namen problemen kunnen geven. Ook als het niet evident is of de aangeschrevene een man of een vrouw is (wat kan voorkomen bij bijvoorbeeld Chinese namen) is het beter in de aanhef zowel voor- als achternaam te vermelden.
| |
Jatmoos
Dafna Hoexter - Tolk-vertaler Hebreeuws, Muiderberg
In de mei-aflevering van zijn reeks ‘Bargoens’ schrijft Ewoud Sanders terecht dat het woord jat teruggaat op het Hebreeuwse woord jad, dat ‘hand’ betekent. Maar dat het woord moos Hebreeuws is voor ‘geld’, is onjuist; moos is Jiddisch. Het Hebreeuwse woord voor munten of geldstukken is maot. De woorden zijn wel verwant. Vaak zien we in Jiddische woorden een s waar in het Hebreeuwse equivalent een t staat, vergelijk de Jiddische woorden bajes (‘huis’) en chajes (‘beesten’), en de Hebreeuwse bajit en chajot.
| |
Blokkertje
Joop van Diepen - Oosterblokker
Frank van Broekhoven meldt in de rubriek ‘Reacties’ in het februari/maartnummer dat in Hoorn de winkel Blokker wordt aangeduid als ‘de Blokker’, ter onderscheiding van het nabijgelegen plaatsje Blokker. Ilse van Ogtrop uit Hoorn voegt hier in de mei-aflevering van de ‘Reacties’ aan toe dat de winkel van Blokker (om dezelfde reden) ‘Blokkertje’ wordt genoemd. Dit is mijns inziens niet juist. Het Westfries (ja, zo schrijven wij dat hier!) kent het verschijnsel dat voor- of achternamen in winkel- en bedrijfsnamen in de verkleinvorm gezet worden. Dat gebruik geldt vooral voor namen die de Westfriezen zeer vertrouwd zijn. Zo kennen we Botje (Bot Meubelen), Laantje (Laan Textiel) en Smidje (een snackbar, op Westfriese wijze vernoemd naar de eerste eigenaar, de heer Smit). Derhalve hoort men hier regelmatig: ‘Ik heb dut guster baai Laantje kocht.’
| |
De Plaetse
Thiemo Wind - Houten
Riemer Reinsma schrijft in het februari/maartnummer in zijn rubriek ‘Namen op de kaart’ over ‘Straatnamen in namaakvestingstadjes’. Over de straatnaam Plaats deelt hij mee dat deze vroeger enkel in dorpen voorkwam. In de vestingstad Utrecht heette de openbare ruimte voor het stadhuis (tegenwoordig de Stadhuisbrug genaamd) echter wel degelijk ‘de Plaets’. Zo staat het bijvoorbeeld vermeld op de kaart die Frans Hogenberg omstreeks 1570 maakte. Een resolutie van 27 mei 1633 bepaalde dat de stadsspeellieden voor het stadhuis moesten musiceren ‘tot recreatie van de eerlycke luyden, die alsdan op de plaets gaen wandelen’.
‘De Plaets’ in Utrecht op een kaart uit circa 1570.
| |
De Belgische taalstrijd
Willem Suys - Arc
In de mei-aflevering van de boekenrubriek ‘InZicht’ begint de bespreking van het boek Kuifje en Tintin kibbelen in Afrika met de bewering: ‘Sinds België in 1830 een staat werd, is de binnenlandse politiek er bepaald door de tegenstelling tussen het Franstalige Wallonië en het Nederlandstalige Vlaanderen, oftewel de taalstrijd.’ Jammer dat een dergelijk cliché opduikt in Onze Taal; het belemmert elk goed historisch begrip van België bij de Nederlander. Ik breng graag drie bedenkingen bij uw bewering aan.
Ten eerste: evenmin als men het Wallonië van de voorbije twee eeuwen zomaar Franstalig kan noemen, evenzomin kan men het Vlaanderen van de voorbije twee eeuwen Nederlandstalig noemen. In Wallonië bestonden de plaatselijke volkstalen en het ‘Français métropolitain’ meestal naast elkaar, soms op gespannen voet, en in Vlaanderen leefden het Vlaams en het Frans dan weer met elkaar, eveneens soms op gespannen voet. Ten tweede: om het België van 1830 tot 2009 op te delen in twéé blokken, economisch, financieel, bestuurlijk, ja zelfs cultureel, moet men wel een bijzondere bril opzetten. Momenteel bestaat België uit drie taalgemeenschappen en drie gewesten.
En ten slotte, deze verkeerde tweedeling dan ook nog terugbrengen tot een taalstrijd mist elke grond. De Vlaamse eigenheid en cultuur werd de voorbije twee eeuwen evenzeer uitgedragen door Franstaligen als door Vlaams- en Nederlandstaligen. Jawel, België kende en kent nog zijn taalstrijd, maar die vormt slechts een van de Belgische historische problemen, niet het belangrijkste, laat staan de bepalende tegenstelling, zoals u schrijft.
| |
Want en immers
J.C. de Munck - Den Haag
Frans Stoks schrijft in de rubriek ‘Gesignaleerd’ in het meinummer dat hij steeds vaker de woorden want en immers in één zin aantreft, en dat dit niet correct is, omdat de woorden hetzelfde betekenen. Als voorbeeld geeft hij de zin ‘Hij bleef thuis, want hij was immers snipverkouden.’ Volgens mij is dat geen goed voorbeeld, want immers voegt hier wel degelijk iets aan de betekenis toe, namelijk zoiets als ‘zoals je weet’ of ‘ben je het daarmee eens?’
|
|