■ Vlizotrap
Termen die uit vaktaal of gespecialiseerde taal afkomstig zijn, zijn voor leken vaak moeilijk te dateren. Zo zijn wij benieuwd of er mensen zijn die ons meer kunnen vertellen over de datering en herkomst van het woord vlizotrap. De oudste vindplaats is De Gelderlander uit 1953: ‘een behoorlijke vliering, welke men via een vliezo-trap met handig beweegbare constructie kan bereiken’. Oorspronkelijk was het een merknaam, die gespeld werd als Vliezo-trap, gevormd uit de eerste lettergrepen van de woorden vliering, zolder en trap. Al in de jaren zestig is het woord een soortnaam geworden. Dan verschijnt ook de spelling met i in plaats van ie; dit is inmiddels de gangbare spelling. Onze oudste datering komt uit de Leeuwarder Courant uit 1967: ‘vliering met vlizotrap’. Is het iemand bekend wanneer en door wie de eerste Vliezo-trappen zijn gemaakt? Zouden bezitters van een huis uit de jaren veertig of vijftig eens willen kijken welke naam er op hun vlizotrap staat, en of er een fabrikant wordt vermeld?
Wij zouden ook graag meer informatie hebben over de woorden vinkje, afvinken en aanvinken. Onze oudste bron van vink als tekentje is een nummer van Onze Taal uit 1960, maar we vragen ons af of er eerdere dateringen zijn. Ook zijn we benieuwd naar het benoemingsmotief. Voorlopig zegt het EWN:
Hoe oud is het woord tosti?
vinkje zn. ‘V-vormig tekentje’ Nnl. de speelse en rake term vink voor de V-vormige controletekens [1960; Onze Taal], vinkje ‘V-vormig tekentje waarmee men een gecontroleerde post merkt’ [1976; Van Dale]. Genoemd naar de vogel vink. Het schrijven van een V-teken als markering van een gecontroleerde post is ongetwijfeld ouder. Hoe, waar en wanneer de term vinkje en de bijbehorende werkwoorden afvinken [1960] en aanvinken zijn ingevoerd, is onbekend. De beginletter van deze vogelnaam, het feit dat vinken relatief kleine vogels zijn en dat een minimalistische tekening van een vogel eveneens de vorm van een V heeft, zullen misschien een rol hebben gespeeld. Grote bekendheid kreeg het woord met zijn afleidingen vooral m.b.t. het kiezen van instellingen in computerprogramma's, waarbij men opties kan aanvinken of uitvinken door het plaatsen van een vinkje.
De laatste vraag gaat over de oudste datering van skelter. Het Winkler Prins jaarboek uit 1959 omschreef dit woord als: ‘éénpersoons bijzonder klein en licht motorvoertuigje, meestal van stalen buis en voorzien van een bromfietsmotor, bedoeld om als “gemotoriseerde zeepkist” door de jeugd voor wedstrijden te worden gebruikt’. Zo'n wagentje heet nu meestal kart, terwijl skelter wordt gebruikt voor een motorloze skelter als kinderspeelgoed, een trapauto. Die betekenis heeft lemmaschrijver Jan van den Berg voor het eerst gevonden in 1960 in de Leeuwarder Courant. De herkomst van het woord skelter is niet zeker. Misschien gaat het terug op het Amerikaans-Engelse werkwoord to skelter (‘zich snel en onbesuisd voortbewegen’). Volgens het Winkler Prins jaarboek is skelter daarentegen een afleiding van skeleton car (‘licht wagentje, racewagentje’). Zeker is dat skelter niet voorkomt in het Frans of Duits, maar en dat is belangrijker - als voertuignaam lijkt het ook in het Engels onbekend. Om uit te kunnen maken wat de herkomst van het woord is, zijn we dus dringend verlegen om oudere vindplaatsen, bij voorkeur met aanvullende informatie over de herkomst van het woord.
Wij hopen weer op massale reacties, zodat wij de laatste details in de tekst van het vierde deel kunnen aanvullen. Onder de inzenders wordt een exemplaar van het vierde deel van het EWN verloot.