■ ‘Morgen ik ga...’
De woordvolgorde levert voor buitenlanders die Nederlands leren een paar hardnekkige problemen op. Vooral de fouten met de inversie (omkering van persoonsvorm en onderwerp) vallen op. ‘Morgen ga ik...’ wordt in vreemde mond vaak ‘Morgen ik ga...’ Buitenlanders persen Nederlandse woorden onwillekeurig in het korset van hun eigen taal. Zulke ‘interferentiefouten’ verdwijnen soms uit hun Nederlands - dankzij intensieve training, consequente verbetering door de docent, of spontaan gaandeweg de taalontwikkeling. Toch is het ontbreken van inversie een stereotype in het Nederlands van veel buitenlanders. Nog moeilijker onder de knie te krijgen is de woordvolgorde in de bijzin: ‘Omdat ik woon in Assen...’, ‘Als je gaat naar China...’ zijn typische bijzinfoutjes die ik tijdens de les opteken. Ook zetten de cursisten geregeld ‘kleine woordjes’ als dat en niet op de verkeerde plaats in de zin.
De hoofdregel voor de Nederlandse zinsstructuur is: eerst het onderwerp, dan het werkwoord, dan het lijdend voorwerp: ‘Ik lees een tijdschrift.’ Maar in werkelijkheid blijken we volop te kunnen jongleren met de zinsdelen. Neem nu de zin: ‘Vanavond om elf uur ga ik met drie vriendinnen op de fiets naar de discotheek.’ De zinsdelen daarvan kunnen op meer dan 150 verschillende manieren achter elkaar worden gezet zonder dat de betekenis wezenlijk verandert, en zonder dat het rare, foute zinnen oplevert. Uitgerekend de volgorde die buitenlanders kiezen (‘Vanavond... ik ga’) kan beslist níét. Een ander voorbeeld van onze taalacrobatiek is de neiging om onderwerp en persoonsvorm bij het spreken te herhalen: ‘We gaan vanavond om elf uur gaan we...’
Foto: David Rozing/ Hollandse Hoogte
Oefening uit Levend Nederlands. Een cursus Nederlands voor buitenlanders. Cambridge University Press, 1987.