Taaladviesdienst
Gaten in de taal
Stapeltjes ordenen
Hoe noem je je broer en zus in één woord? Is er een woord voor het geluid van schaatsen op natuurijs? En zou er een treffende term te bedenken zijn voor cafébezoekers die noodgedwongen buiten staan te roken? Denk mee en vul de gaten in de taal.
In het februari/maartnummer riepen wij u op een passende term te bedenken voor het (bijvoorbeeld na een vergadering) in het gareel brengen van je bijeengeraapte papieren: hoe noem je het als je met klopjes op de tafel zo'n bundeltje papier tot een netter stapeltje maakt? Tientallen lezers - bijna allemaal vertrouwd met het drukkersvak - wezen ons erop dat er al een term voor deze handeling bestáát. Opstoten werd 23 keer genoemd als bestaande vakterm in drukkerijen, gelijkstoten 19 keer, stoten 5 keer, en gelijkstuiten en stuiken elk 1 keer. Opstoten en gelijkstoten staan zelfs gewoon in Van Dale. Het is wel opmerkelijk dat niemand van de Taaladviesdienst, de Onze Taal-redactie en de vormgevers deze termen kende. Kennelijk zijn ze toch niet zó algemeen bekend. Hoe dan ook, de keuze is dit keer gemakkelijk: het gaat tussen opstoten en gelijkstoten. Gelijkstoten lijkt ons voor de dagelijkse praktijk het geschiktst.
Alhoewel wij u dus een gat voorspiegelden dat al gevuld bleek, noemen we toch een paar inzendingen van mensen die ook niet wisten van het bestaan van opstoten en gelijkstoten. De 101 inzenders deden namelijk ook 80 andere voorstellen. Veel mensen gebruikten schikken: herschikken, rechtschikken, schokschikken, schudschikken en schiktikken. Anderen dachten vooral aan kloppen: gelijkkloppen, kantkloppen, mooikloppen, rechtkloppen, stapelkloppen. Gelijk- bleek ook productief: gelijkhossen, gelijkschudden, gelijkslaan. Verder deed op- het goed: ophoeken, ophossen, opzamelen, net als her-: herpakken, herschikken, herzamelen en recht-: rechthoeken, rechtkloppen, rechtschikken, rechtschudden, rechtstapelen.
Twee inzenders kenden een woord uit hun dialect dat van toepassing is: tassen (dat in Van Dale voorkomt in de betekenis ‘opeenstapelen’) en stuken/stoeken, dat verwant blijkt te zijn met stuiken (‘stoten, stampen’). Een mooie, vrolijke vondst was nog schuddebeuken. Ook stamperassen en stampelen weerspiegelen iets van de opgeruimde handeling van het gelijkstoten - je pakt immers (meestal blij en/of tevreden dat iets af is of achter de rug is) opgeruimd je boeltje bij elkaar; een beetje lawaai maken past er ook wel bij.
Hoe noem je zulke ‘tafelproducten’?
Veel van de zelfbedachte inzendingen drukken aardig goed uit wat er gebeurt als je zo'n bundeltje papieren ‘gelijkstoot’. Gelijkschudden vergaarde de meeste stemmen; het geeft de dynamiek en het effect van de handeling goed weer, al vangt het helaas niet het geklop op de tafel. Voor wie dat laatste onmis-