Iktionaire
Asogeen
Een van de dingen die Theodore Dalrymple in zijn lange carrière als gevangenispsychiater observeerde, was dat mensen die een fout gemaakt hebben, geneigd zijn zichzelf als een willoos instrument van de omstandigheden te zien. ‘Het bier werd gek’, zegt een alcoholist die onder invloed iemand vermoord heeft. ‘Het mes ging erin’, zegt een crimineel die iemand heeft neergestoken.
Dalrymple: ‘Waarom ging je weer aan de heroïne?’
Patiënt: ‘Mijn oma ging dood.’
Volgens dezelfde redeneertrant ontstond het woord criminogeen, dat je steeds vaker tegenkomt. De afvalverwerkingsindustrie is ‘criminogeen’. De merkkledingbranche is ‘criminogeen’. De prostitutie is ‘criminogeen’. Oftewel: misdaadopwekkend.
De eerste keer dat het me opviel was in 2003, toen de gemeente Amsterdam een onderzoek bekendmaakte waaruit bleek dat belwinkels ‘criminogeen’ waren - ik citeer Job Cohen. ‘Dus die belwinkels zijn crimineel’, zei een journalist die het rapport gelezen had. ‘Néé,’ zei Job streng, ‘ze zijn criminogéén.’
Zo'n belwinkelier kan er niks aan doen, de misdaad wordt in hem opgewekt, door z'n winkel. Je begint met de beste bedoelingen een haringkraam en warempel, een paar maanden later sta je vuurwapens en harddrugs te verhandelen. Had je nou maar geweten dat de haringbranche criminogeen was! Andere branches zijn juist weer opmerkelijk resistent in dit opzicht. Probeer maar eens iets illegaals op te zetten in een groentewinkel. Lukt gewoon niet. De versbranche is namelijk juist weer criminofoob. Doe je niks tegen.
Het eigenaardige is dat branches van de ene dag op de andere van criminogeen in criminofoob kunnen veranderen en andersom. Was Rodins beeld De denker in het Singer Museum in Laren criminogeen? Nee, dat ding interesseerde de onderwereld geen biet, tot de koperprijzen gingen stijgen en het in hun ogen van een suf tuinornament in een enorm dollarteken veranderde. Een ander voorbeeld is natuurlijk de drooglegging, die de drankenhandel van de ene dag op de andere criminogeen maakte, hoewel er aan het product niets veranderde. Bij de fabricage van knipperende fietsachterlichten zie je het omgekeerde, tot voor kort een criminogene bedrijfstak, inmiddels dankzij een kleine wetswijziging als bij toverslag bonafide. Is de hasjhandel criminogeen? Als je vreedzaam en legaal in koffie en thee kunt handelen, moet dat in cannabisproducten ook lukken, zou je zeggen, maar het gaat niet om de producten, het gaat om hun wettelijke status. En om de mensen die erin handelen. Zeker, sommige branches zijn crimineel, maar omdat ze crimineel gemáákt zijn, door zogenoemde criminelen. Ze waren misschien criminotolerant, criminoamicaal of zelfs criminofiel, maar niet criminogéén. Straks gaan we nog lezen dat de maffia een criminogene sector is.
Toch is dit denken wijdverbreid, zoals Dalrymple met verve aantoont in zijn boek Leven aan de onderkant. De wijkagent heet tegenwoordig ‘buurtregisseur’, probleemjongeren krijgen een ‘straatcoach’. Coaches en regisseurs, je zou haast denken dat zo'n probleembuurt een filmset in Hollywood is.
Ook de nieuwe SIRE-campagne, ‘Onbewust asociaal’, is op deze leest geschoeid. We ‘staan er niet bij stil’, stelt SIRE, ‘dat we ons zelf ook wel eens onbewust asociaal gedragen’ (alsof je kunt stilstaan bij iets waarvan je je niet bewust bent). We wíllen niet asociaal zijn, het is de situatie, die is ‘asogeen’, zeg maar.
Het is de seculiere variant van het aloude ‘hij die zonder zonde is’. De zalvende prelaat wringt zijn handen, de zondaar krijgt een afaat - ‘het is onbewust’ - en de braverik een tik op de vingers - ‘u dénkt maar dat u geen fouten maakt’.
Want wij zijn allen kinderen van Gods asogene schepping.
Jan Kuitenbrouwer