zichtig mee moet omgaan, en dat ik me terughoudend moet opstellen over mijn eigen opvattingen. Uiteindelijk is de taal natuurlijk niet van mij, maar van ons allen, de taalgebruikers.’
‘Tijdens de laatste vergadering van de Interparlementaire Commissie - huiselijk gezegd het parlement van de Taalunie - werd er aangedrongen op meer visie. Toen heb ik gezegd dat het net zo onmogelijk is om een visie op taal te geven als om een visie op water te geven. De mens bestaat voor negentig procent uit water en geef maar eens een visie op water. Zo bestaat de cultuur voor negentig procent uit taal. Nou, geef daar maar eens een visie op.’
Maar je kunt wel een visie hebben op specifieke kwesties, zoals de spelling. Bij de vorige spellingwijziging in 2005 ontstond er nogal wat maatschappelijke ophef. De meeste Nederlandse kranten zijn toen niet meegegaan en hebben besloten een eigen spellingregeling te gebruiken, die van het zogenoemde Witte Boekje.
‘Daar is onderzoek naar gedaan en het blijkt dat het gebruik van de ene spelling of de andere geen snars uitmaakt. Op duizenden woorden is er hier en daar een letter verschil.’
Maar het algemene gevoel lijkt te zijn dat mensen het liefst geen gemorrel willen aan de spelling.
‘Daar ben ik het mee eens. Ik denk dat we moeten vermijden om meer logica in de spelling aan te brengen. Soms geven mensen onderwijskundige argumenten - het zou zoveel gemakkelijker te leren zijn als we deze of gene wijziging doorvoeren -, maar daar til ik niet zo zwaar aan. In het onderwijs zijn we voorlopig al blij als mensen het verschil tussen au en ou nog kunnen maken, of d's en dt's niet met elkaar verwarren.’
‘Ik ben er veel meer voor om te zeggen wat ook voor de Engelse spelling gezegd is: tot hier toe heeft de Here ons geholpen met onze moedertaal, en laten we het nu zo behouden.’
Een cruciaal verschil is dat er voor het Engels geen spellingcommissie bestaat. Een individuele woordenboekuitgever laat het wel uit zijn hoofd om eigenhandig de spelling te veranderen. Daaruit zou je concluderen dat het beter is als er geen spellingcommissie is.
‘Ik denk dat een spellingcommissie dus ook niet de taak moet hebben om de dingen logischer te maken. Zo af en toe moet er iemand rustig kijken naar nieuw aangespoelde leenwoorden. In mijn vroegere vakgebied, de biologie, had je het werkwoord sequencen. “Hij heeft het gesequencet” - hoe schrijf je dat? Die vraag moet worden beantwoord, maar dat is een heel bescheiden doelstelling. De problemen ontstaan vaak doordat zo'n commissie vervolgens toch de neiging krijgt om dingen te veranderen. Dat is menselijk.’