Wie schrijft, blijft Jan Timp - Nijmegen
Joop van der Horst schrijft in het februari/maartnummer in zijn artikel ‘Afscheid tegen wil en dank’ dat het weldra gedaan is met het handschriftonderwijs. ‘Buiten de school schrijft bijna niemand meer met de hand’, aldus Van der Horst, die aangeeft dat het handschrift in onze cultuur marginaal geworden is en binnen de school een kwijnend bestaan leidt. Dat kwam bij mij - opgegroeid met kroontjespen en ‘dun op, dik neer’ - hard aan. Onmiddellijk voelde ik de vraag opkomen: is dit nu echt waar? Maar toen ik na wat googelen had ontdekt dat Joop van der Horst hoogleraar is aan de universiteit van Leuven, waagde ik het niet om nog langer aan zijn beweringen te twijfelen. Het bleef niettemin knagen. Het is immers haast niet voor te stellen.
Anders dan Van der Horst heb ik geen wetenschappelijke achtergrond en ik kan mijn bevindingen niet staven met de resultaten van een onderzoek of enquête. Maar ik kan wél om me heen kijken. En dan zie ik dat in de Brunawinkels de blocs met memovelletjes en Post-its in allerlei formaten heel wat schapruimte vullen. Niemand kan mij wijsmaken dat die alleen gebruikt worden om boter-kaas-en-eieren te spelen. Of om vliegtuigjes van te vouwen. Ze worden beschreven.
Een ander voorbeeld vormen de stapels agenda's die tegen het einde van het jaar hoog zijn opgetast in warenhuizen en boekhandels. Ze vinden gretig aftrek en de kopers zullen ze in de loop van het jaar volkrabbelen met leuke afspraken en nare verplichtingen. Ongeveer hetzelfde geldt voor de school- en studieagenda's, die jaarlijks enkele maanden eerder over de toonbank gaan.
De cultus van de wenskaarten draagt eveneens een steentje bij aan de noodzaak om van tijd tot tijd in de pen te klimmen. Tegen Kerstmis en Nieuwjaar bereikt deze liefhebberij een hoogtepunt.
Dat schrijven niet alleen een bezigheid is die door de happy few wordt beoefend, valt af te leiden uit het enthousiasme waarmee tal van organisaties, instellingen en bedrijven balpennen, voorzien van eigen naam en logo, uitdelen.
Vermelding verdienen ook de beroepsschrijvers, die thuis of op een redactie achter hun pc zitten, maar die in hun hoedanigheid van razende reporter met hun blocnote in de weer zijn om heet van de naald spannende quotes of interviews op te schrijven. Een ander slag schrijvers vormen de kiloknallers, die geconcentreerd en met het puntje van de tong tussen de lippen hun aanbieding in runderlappen op een groot bord voor hun winkeldeur proberen te kalligraferen. Uitbaters van eetcafés, die hun dagschotels op een schoolbord beschrijven, behoren tot dezelfde categorie.
Kortom, zelfs als ik pennenvruchten als afleveringsbonnen, handtekeningen en kattebelletjes onder een magneetje op de koelkastdeur buiten beschouwing laat, blijkt er nog heel wat te worden geschreven. Toegegeven, het is niet allemaal even fraai en duidelijk wat er aan het papier wordt toevertrouwd; er lijkt soms sprake van spijkerschrift of hiërogliefen, maar toch.
Het moge misgaan met het handschriftonderwijs, maar zolang A behoefte heeft om B iets te laten weten zonder tussenkomst van mobieltje of ander technisch hulpmiddel, en B stelt er prijs op om van de boodschap van A kennis te nemen, zal er worden geschreven. Dat denk ik tenminste, want ik geloof in ‘Wie schrijft, blijft’.