| |
| |
| |
Talen die je er gratis bij krijgt
Meertalig met alleen het Nederlands op zak
Berthold van Maris
Wie het Nederlands beheerst, begrijpt vanzelf ook iets van andere, verwante talen: het Fries, het Afrikaans, maar ook oudere talen als het Negerhollands en het Oudnederlands. Dat is niet alleen handig, er blijkt ook veel te genieten te zijn. ‘Die no ben waar, wat joe praat.’
Foto: Onze Taal
Toen ik vijf was, verhuisde ik van Venlo naar Den Bosch. Op de nieuwe kleuterschool maakte ik een stille en verdrietige indruk. ‘Die proate zo raar’, zei ik tegen mijn ouders. Zij besloten daarop om alleen nog ABN met mij te praten. Onder elkaar bleven ze hun eigen Limburgse dialect spreken. Zo werd ons gezin tweetalig.
We gingen ieder jaar op vakantie in Duitsland, en mijn broertje en ik vonden dat we daar redelijk met de Duitse kinderen konden praten. Toen er op een ochtend geen Duitse harde broodjes bij het ontbijt waren, vroeg ik: ‘Waar zijn de Brötchen?’
Thuis in Nederland keken we veel naar de Duitse tv: die verstonden we min of meer. En op mijn slaapkamer slingerden een paar boeken rond die in een raar soort Nederlands geschreven waren: het Afrikaans. Toen ik een jaar of twaalf was, sprak ik ABN, maar ik verstond Limburgs en Duits, en ik kon Afrikaans lezen.
Dat is een wonderlijke eigenschap van taal, die me daarna nooit meer heeft losgelaten: dat we veel meer kunnen begrijpen dan we zelf kunnen zeggen. Wie Nederlands spreekt, kan ook Afrikaans lezen. Dat is een taal die je er als het ware gratis bij krijgt.
| |
■ Gezichtsbedrog
Nog steeds lees ik af en toe Afrikaans.
De Bijbel bijvoorbeeld:
In die begin het God die hemel en
die aarde geskep. Die aarde was heel-
temal onbewoonbaar, dit was donker
op die diep waters, maar die Gees
van God het oor die waters gesweef.
Toe het God gesê: ‘Laat daar lig
God het gesien die lig is goed, en
Hy het die lig en die donker van me-
In het Afrikaans kan ik de Bijbel weer onbevangen lezen - zonder de nare kerkelijke associaties die alle Nederlandse bijbelvertalingen in mij oproepen. Ik vind ook dat het Afrikaans een bepaalde eenvoud en helderheid heeft die het Nederlands allang heeft verloren. Natuurlijk is dat gezichtsbedrog. Het is puur de subjectieve beleving van een Algemeen Beschaafd Nederlandstalige, voor wie het Afrikaans een goed te begrijpen maar exotische taal is. Toch is juist dat gezichtsbedrog ook de lol ervan.
| |
■ Sagte kermgeluide
Genesis is een tekst die de lezer hoogstwaarschijnlijk al kent, en die dus gemakkelijk te interpreteren is. Maar ook een onbekende tekst is in het Afrikaans meestal goed te volgen. Bijvoorbeeld deze tekst, die ik op internet vond:
My eerste keer
Ek neem haar in my arms en saggies
begin ek haar soen en liefkoos soos
iemand wat dit al vir jare doen, al
was dit my eerste keer. Toe ek haar
neerlê trek sy my bo op haar neer en
my soene beweeg af na haar borste
en laer tot ek tussen haar oop gesper-
de bene my soene op haar poes
plaas. Sy het my opgetrek en gepleit
dat ek haar moes neem en sonder om
te wonder wat nou of hoe nou voel
ek hoe ek haar penetreer en hoe sy
sagte kermgeluide maak van pure
Deze tekst is goed te lezen, ook omdat wat er verteld wordt een prettige voorspelbaarheid heeft. Er zit een logische - natuurlijke - volgorde in wat hier verteld wordt. En als je niet gewend bent om in het Afrikaans over seks te lezen,
| |
| |
dan kan zo'n tekst heel fris en ook een beetje aandoenlijk overkomen. In het Nederlands zou er weinig aan zijn. Natuurlijk is dat, opnieuw, gezichtsbedrog. Een prettig soort gezichtsbedrog.
| |
■ Hardop lezen
Als ik in Leeuwarden ben, koop ik graag de Leeuwarder Courant. Daarin worden mensen vaak in het Fries geciteerd. In een stukje over de herinrichting van een plein in het dorp Ureterp gaat dat zo:
Goffe van Dijk, een van de winkeliers aan het plein, heeft kritiek op de gemeenteraadsleden. ‘Sy geane blynlings ôf op de plannen saas dy op papier steane, mar ik ha hjir noch nea ien sjoen dy't mei de bewenners en ûndernemers praat hat.’
Fries is minder gemakkelijk te lezen dan Afrikaans. Om dit citaat te begrijpen, moet je zien dat sjoen ‘gezien’ betekent. Bovendien maakt de eigenzinnige spelling van het Fries - ea, y, ô, ji, û - het wat lastiger te lezen. Als je zo'n tekst hardop leest, wordt hij wat toegankelijker.
Het Fries staat verder van het Nederlands af dan het Afrikaans. Dat is begrijpelijk: het Oudfries en het Oudnederlands verschilden duizend jaar geleden al flink van elkaar, terwijl het Afrikaans zich pas een paar eeuwen geleden heeft ontwikkeld uit een aantal Nederlandse dialecten. Het gekke van het Fries is dat het later weer een beetje naar het Nederlands toe is gegroeid. Waardoor het soms, zoals in dit krantencitaat, een dialect lijkt van het Nederlands.
| |
■ Betekenis raden
Natuurlijk hebben dit soort krantenstukjes eveneens een hoge mate van voorspelbaarheid. Maar ook een deel van de Friese literatuur - die zonder meer de moeite waard is - is met enige inspanning en volharding nog wel te lezen. Bijvoorbeeld anekdotische gedichten over eenvoudige, alledaagse gebeurtenissen, zoals dit van R.R. van der Leest:
Famke
bibeth kaam oan de doar om in
gjin bern mear en noch net in
ynmoedich stie se foar de drompel
mei grutte eagen dêr't de spyldriuw
mar 't gleonjen fan in djipper koarts
De Nederlandstalige lezer moet hier waarschijnlijk twee woorden opzoeken, al kun je vanwege de context al een vermoeden hebben van de betekenis:
bern = kind
ynmoedich = ernstig (wat een mooi woord voor ernstig trouwens)
Woorden waarvan je tijdens het lezen de betekenis misschien kunt raden, maar misschien ook niet, zijn:
famke = meisje (vergelijk het Franse femme)
spyldriuw = speeldrift (ook in het Nederlands een vrij ongewoon woord)
Gleonjen moet je even herkennen: ‘gloeien’. Bibeth is een meisjesnaam. Dan zijn er nog die kleinere woordjes die net even anders zijn en je op het verkeerde been kunnen zetten:
in = een
net = niet
gjin = geen
stie = stond
djipper = diepere
Ik zou willen dat er meer Nederlandse dichters waren die hun meest alledaagse, meest intieme ervaringen en indrukken in hun meest alledaagse, meest intieme taalvariant verwoorden. Dat gebeurt te weinig. Een zichzelf respecterende Nederlandse auteur schrijft in het ABN.
| |
■ Mi wief no soeke hout
In het verleden zijn er meer van die Nederlandsachtige talen geweest. Een van de mooiste en gekste is het Negerhollands, dat twee, drie eeuwen geleden gesproken werd in het Caribisch gebied, op de Maagdeneilanden. Helaas hebben we nog maar een handjevol teksten in die taal. Een daarvan gaat over een fictief bezoekje van een echtpaar (negerslaven) aan een dominee. De man klaagt over zijn vrouw:
Baas! Da mi wief ben da. Em no doe
niemetal voor mi: em no kook pot,
em no soek hout, em no gie mi water
voor wasch mi hand en mi voet, em
no gie mi vuur voor stek op mi pipe,
em no werk mee mi na plantij.
Je moet even zien dat em van hem komt en blijkbaar ook ‘zij’ kan betekenen. Verder is dit niet zo moeilijk te ontcijferen:
no = niet
gie = geven
na (‘naar’) = in
plantij = plantage
Als de man, die Koffee heet, is uitgepraat, vraagt de dominee aan de vrouw: ‘Die ben waar, wat Koffee praat?’ De vrouw geeft vervolgens haar kijk op de zaak. Waarna haar man tegen haar zegt: ‘Die no ben waar, wat joe praat.’ Ik vind dat grappige, mooie zinnen.
Deze teksten komen rechtstreeks uit het koloniale verleden. Ze vertellen ons over plantages, slaven en paternalistische Europeanen. Maar de charme zit hem vooral in het taalgebruik zelf: blanken en zwarten spraken met elkaar een soort gebrekkig Nederlands, waar zich vervolgens deze volwaardige nieuwe taal uit ontwikkelde - een ‘creooltaal’ - die wij als Nederlanders nog voor een groot deel kunnen begrijpen.
| |
■ Bekering
Dit Negerhollands is daarna weer verdwenen. Net als het Middelnederlands: ook zo'n ‘ander Nederlands’, dat bekoort omdat het ‘anders’ is. Minder bekend is het Oudnederlands, dat vóór 1150 werd gesproken:
| |
| |
Gelobistu in got alamehtigan fadaer?
Ec gelobo in got alamehtigan fadaer.
Gelobistu in crist godes suno?
Ec gelobo in crist godes suno.
Gelobistu in haligan gast?
Ec gelobo in haligan gast.
Dit is de rituele formule waarmee Germanen die in Wodan en Donar geloofden, werden bekeerd tot het christendom. Ook deze tekst heeft voor mij een dubbele charme. Allereerst is er het oude Nederlands zelf, waarin de uitgangen nog krachtig zijn: met u, a en o erin. Heel anders dan al die zwakke uitgangen op -e en -en, waar we ons nu van bedienen.
En het werkwoord werd in de tiende eeuw ook nog stevig vervoegd: ec gelobo, tu gelobis.
| |
■ Weerbarstig
Dan is er de tekst zelf: het is alsof je er zelf even bij bent, bij zo'n al dan niet gedwongen bekering tot het christendom. Een ander deel van de bekeringsformule gaat zo:
Ec forsacho allum diobolgeldae.
En allum dioboles wercum?
En ec forsacho allum dioboles
wercum and wordum Thunaer ende
Dit fragment is weerbarstiger. Je herkent er het woord verzaken in; we zouden nu ‘afzweren’ zeggen. Je moet even zien dat het gaat over de ‘duivel’, ‘geld van de duivel’ en ‘werken van de duivel’. En over de namen (‘woorden’) van de Germaanse goden: Donar en Wodan.
| |
■ Liefdesgedicht
Illustratie: Ronald Slabbers
Er zijn maar twee lange teksten in het Oudnederlands overgeleverd. Een daarvan is een vertaling (met commentaar) van het Hooglied, het beroemde liefdesgedicht uit de Bijbel:
Thes naghtes an minemo beddo
uortheroda ich minen wino. Ich
uortheroda hine ande nevand sin
niet. Nu willon ich ufsteen ande willo
hine suochen after thero burg an gazzan
and an strazan. Ienoch nehauon
Dit Nederlands van rond 1100 is op het randje van wat we nog enigszins kunnen lezen, of misschien al een flink stuk eroverheen. Maar toch. Leg je er deze woord-voor-woord-vertaling naast, dan geeft de tekst zich vrij gemakkelijk gewonnen:
's Nachts in mijn bed zocht ik mijn
geliefde. Ik zocht hem en vond hem
niet. Nu wil ik opstaan en wil hem
zoeken overal in de stad op pleinen
en op straten. Maar heb ik hem niet gevonden.
Er staan in deze tekst veel woorden die totaal anders zijn dan onze hedendaagse woorden, te veel om dit spontaan te kunnen lezen:
uortheroda = zocht
wino = geliefde
burg = stad
gazzan = pleinen
ienoch = maar
| |
Gratis talen voor Duits, Engels, Frans en Spaans
De ontdekkingsreis naar talen die je ‘er gratis bij krijgt’ kan natuurlijk ook vanuit andere talen ondernomen worden. Voor wie goed thuis is in het Duits, is het Jiddisch een aantrekkelijk uitje. Kent u Engels of Frans, probeer dan eens een Engelse of Franse creooltaal, uit Afrika of het Caribisch gebied - waarin soms ook heel aardige literatuur is geschreven.
Wie Spaans kent, kan gemakkelijk Portugees en redelijk goed Italiaans lezen. Beheerst u Spaans én Frans, zet dan eens de tanden in een stukje Occitaans.
De afstand tussen de Romaanse talen is sowieso veel kleiner dan die tussen de Germaanse talen. Dat is ook gewoon een kwestie van tijd en afstand: de Romaanse talen zijn veel recenter ontstaan dan de Germaanse talen. Ze zijn ongeveer duizend jaar jonger en lijken daardoor nog meer op elkaar.
| |
■ Halveringstijd
Hoe verder weg in de tijd, hoe onherkenbaarder het Nederlands wordt. De klankverschillen met het huidige Nederlands worden steeds groter, woorden krijgen in het Oudnederlands opeens allerlei vreemde uitgangen en vooral ook duiken er steeds meer woorden op die echt helemaal niet op onze woorden lijken. Dat wordt een soort mist, die een groot deel van de betekenis aan ons zicht onttrekt. Dat te zien gebeuren is voor mij ook een soort esthetische, poëtische ervaring.
Je zou die afstand kunnen uitrekenen: hoeveel procent wijkt af? Je zou woordenboeken kunnen maken waarin alleen die woorden gegeven worden die helemaal anders zijn dan onze ABN-woorden. Voor het Afrikaans zou dat een heel dun boekje worden. Voor het Fries een al wat minder dun boekje. En voor het Oudnederlands een redelijk dik boek.
De halveringstijd voor het lexicon is onder normale omstandigheden - in Europa - ongeveer tweeduizend jaar, zeggen de specialisten. Dan is vijftig procent van de woorden vervangen door
| |
| |
een compleet ander woord. Een tekst van tweeduizend jaar geleden is daarom niet meer te lezen.
| |
■ Wrede schoonheid
Nederlands van tweeduizend jaar geleden hebben we niet. En toch kunnen we op een andere manier wel dieper terug in de tijd: als we naar vormen van het Germaans gaan die al ruim tweeduizend jaar verschillen van het Germaans dat hier in de Lage Landen werd gesproken.
Het Zweeds bijvoorbeeld. Genesis begint zo in het Zweeds:
I begynnelsen skapade Gud himmel och jord.
In het begin schiep God hemel en aarde. Dat is gemakkelijk te herkennen. Maar daarna wordt het al lastiger:
Och jorden var öde och tom, och mörker var över djupet, och Guds Ande svävade över vattnet. Och Gud sade: ‘Varde ljus’; och det vart ljus. Och Gud såg att ljuset var gott; och Gud skilde ljuset från mörkret.
Ik beleef veel poëtisch plezier aan deze tekst. Hij ademt een heel andere sfeer dan de Afrikaanse versie, die ik eenvoudig en helder noemde. Dit Zweeds is voor mij (gezichtsbedrog!) ontoegankelijk, weerbarstig. Het is duister en koud. Maar ook mooi - van een wrede schoonheid. Vindt u mörker geen mooi woord voor ‘donker’ en ‘duister’? En dan dat svävade: het is alsof je het woord zweefde voor het eerst ziet. Het is alsof dat woord zelf ook een beetje zweeft.
|
|