| |
| |
| |
Reacties
Onze Taal biedt aan elke lezer de mogelijkheid tot reageren. Stuur uw reactie indien mogelijk per e-mail naar: redactie@onzetaal.nl, of anders naar: Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. Voor bijdragen aan deze rubriek gelden de volgende richtlijnen:
• | Formuleer uw reactie kort en bondig (bij voorkeur niet meer dan 250 woorden). |
• | Geef in de tekst duidelijk aan op welk artikel u reageert. |
• | Stel uw bijdrage zodanig op dat de lezer niet wordt verplicht een vorig nummer erbij te halen. |
• | Lever uw reactie in onder vermelding van naam, adres en (eventueel) functie. De redactie kan buiten medeweten van de auteur inkortingen en stilistische veranderingen aanbrengen in reacties, en raadpleegt bij belangrijke wijzigingen de auteur. Reacties kunnen doorgaans pas worden geplaatst twee maanden na het nummer waarop u reageert. Niet geplaatste reacties worden doorgestuurd naar de auteur van het desbetreffende artikel. |
| |
Tot stilstand gekomen
Jim Rotteveel - Groningen
Jan Kuitenbrouwer hekelt in zijn column ‘Tot stilstand gekomen’ (Onze Taal december) de overdrijvingen waarmee de media in krantenkoppen over de kredietcrisis berichten. Zo signaleert hij ‘ongekend kelderen’, ‘instorten’ en ‘vrije val’, maar het ergst vindt hij wel een kop uit Trouw van 4 november: ‘Crisis brengt economie EU tot stilstand’ - want de economie heeft het dan wel moeilijk, maar komt niet tot stilstand.
Rustig maar, Jan. Túúrlijk kunnen jij en ik gewoon nog een pak koekjes op de hoek kopen en natuurlijk komt er nog water uit de kraan. Van Dale geeft als tweede betekenis van stilstand immers: ‘onderbreking of beëindiging van een voortgang of een ontwikkeling’. Maar daar gaat het me eigenlijk niet om.
Waar het me wél om gaat, is dat niet alleen de media zich aan overdrijving schuldig maken. Bij een vorige crisis deed de overheid een bijna gelijkluidende duit in het zakje, nota bene bij monde van koningin Beatrix. In de Troonrede van 2003 staat: ‘De Nederlandse economie is, na jaren van voorspoed en sterke economische groei, volledig tot stilstand gekomen.’ Ook die bewering liet zich met Van Dale in de hand verdedigen, hoewel de woordkeus hier duidelijk wél aanvechtbaar is. Als je bedenkt dat in tijden van crisis de overheid haar burgers altijd tot kalmte wenst te manen, lijkt ‘volledig tot stilstand gekomen’ een op zijn minst ongelukkig gekozen formulering.
| |
Taalergernissen
Emmy van Stratum - Eindhoven
In de rubriek ‘Taalergernissen’ in het decembernummer ergert Marco Adriaanse zich aan het gebruik van dodelijke slachtoffers. Hij schrijft dat de uitdrukking weliswaar correct is, maar dat hij die niet mooi vindt. Nu moet het toch niet gekker worden) Als wij met z'n allen uitgemaakt hebben dat een bepaald woord of een bepaalde uitdrukking correct is (en als dat bovendien door Van Dale bevestigd wordt), past het niet om van anderen te vragen daarvan af te wijken omdat jij het niet mooi vindt.
Waarschijnlijk willen mensen als hij krampachtig vasthouden aan het Nederlands dat ze indertijd op school geleerd hebben. Ze beseffen niet dat taal een dynamisch geheel is, en dat onze taal vol zit met leenwoorden en onlogische dingen, die er soms al eeuwen geleden in geslopen zijn. Maar omdat we niet meer weten dat sommige woorden leenwoorden zijn of fout zijn, mogen ze ineens wel? Denk aan bekende leenwoorden als zolder, kelder, kaas en muur. En denk aan het voltooid deelwoord geweest: hartstikke fout, want het voltooid deelwoord van wezen moet volgens de kofschip-regel met een -d geschreven worden. Dat mag volgens onze taalbewakers allemaal wel. Maar als ze iets niet mooi vinden, dan mag het opeens niet, en dan moeten we daar ook nog begrip voor opbrengen. En daar heb ik geen zin in!
| |
Rangeerstation
Gert-Jan Hondelink - Den Dolder
Martijn Lamme reageert in het januarinummer van Onze Taal op het artikel van Arjen van Veelen over de taal van de treinconducteur (‘Wij gaan nog voor u stoppen in Blerick’, Onze Taal oktober). Lamme schrijft rangeerstation een raar begrip te vinden, maar dat is het in het geheel niet. Het Nederlandse spoorwegnet telde vroeger een groot aantal hoofd- en hulprangeerstations, waarvan thans Kijfhoek (ten zuiden van Rotterdam) nog is overgebleven. Het verschil tussen een rangeerstation en een rangeeremplacement of -terrein is dat het eerste uitsluitend dient voor het rangeerproces; een rangeeremplacement of -terrein maakt deel uit van een station dat ook voor andere processen (reizigersvervoer en/of laden en lossen van goederen) gebruikt wordt.
Rangeerterrein Kijfhoek, ten zuiden van Rotterdam.
Foto: Google Earth
| |
Verrijking
Martin Van Liempd - Zwolle
Ton den Boon schrijft in de septemberaflevering van zijn rubriek ‘Net als in de film’ over het ook in het Nederlands gesignaleerde an inconvenient truth. Arnold Engelbert tekent daar in de rubriek ‘Reacties’ in het januarinummer bij aan dat hij die uitdrukking geen verrijking voor het Nederlands vindt, omdat we al het equivalent een ongemakkelijke waarheid hebben. Maar die vertaling geeft de Engelse term gebrekkig weer. An inconvenient truth is voor mij een waarheid die niet goed van pas komt, die wringt, die roet in het eten gooit. Dat we voor dit begrip een buitenlandse uitdrukking moeten hanteren, stoort mij niet.
| |
Basterdwoorden
Jan Doejaaren - Beneden-Leeuwen
Ruud van der Helms aardige stuk over Adam Strokels Het boek der meest gebruikelijke basterdwoorden (‘Hoe zuiver is “zuiver”’, Onze Taal januari) maakte me nieuwsgierig, en dus ging ik op zoek naar meer informatie over de auteur. Tevergeefs, maar bij het zoeken op internet stuitte ik wel op een integrale facsimileversie van het werkje. Die is te vinden op www.archive.org/stream/hetboekdermeestoostrogoog.
| |
| |
| |
Tweetalig onderwijs
Christa Sarlemijn - Taaldocent, Vorden
Het artikel ‘In het Engels op weg naar je bul’ van Diana Vinke (Onze Taal januari) gaat over de negatieve effecten op de studiekwaliteit van Engelstalig hoger onderwijs. Zij concludeert dat de onderwijskwaliteit erdoor vermindert, maar dat dit de leerresultaten niet in de weg hoeft te zitten.
In 2007 heb ik in het kader van mijn doctoraalscriptie Taalwetenschap onderzoek gedaan naar de invloed van taalomschakeling in het tweetalig middelbaar onderwijs. Als aanvulling op het artikel van Vinke hierbij mijn bevindingen.
In mijn onderzoek ben ik nagegaan of er zich verschillen voordoen tussen lessen in de moedertaal (T1-lessen) en lessen in een tweede taal (T2-lessen) wat betreft de flexibiliteit van de docent en zijn vermogen de leerlingen tot interactie te stimuleren.
De deelnemende docenten hadden allen een hoog taalvaardigheidsniveau in de tweede taal, maar bleken in de T2-lessen toch minder flexibel om te gaan met bepaalde lessituaties, vooral als het ging om ‘sociale interactie’ (zoals het informeren naar een gebeurtenis buiten de les). Ook betrokken docenten in de T2-lessen minder spontaan de buitenwereld en actualiteiten bij de les om de lesstof te verrijken. En ten slotte bleek dat er in de T2-lessen minder interactie tussen de leerlingen en de docent plaatsvond.
Het gevolg zou kunnen zijn dat de T2-lessen schoolser en saaier gevonden worden. En dat saaiere lessen leiden tot een verminderde motivatie en daardoor mogelijk ook tot afnemend leersucces, is al door eerder onderzoek vastgesteld.
| |
‘Kinderballade’
Paul Hoevenaars - Den Haag
In de januariaflevering van zijn rubriek ‘Zong’ staat Guus Middag stil bij Gerrit Komrij's tekst van het lied ‘Kinderballade’ van Boudewijn de Groot. Over de schoonheid van een lied of de tekst daarvan kun je van mening verschillen, dus daar zwijg ik verder over, maar aan het eind van zijn betoog schrijft Middag dat het verhaal een vreemde wending neemt, waarvoor geen afdoende verklaring wordt gegeven. Dat ben ik maar ten dele met hem eens.
Die vreemde wending, daar kan ik nog wel in komen - hoewel ik het zelf liever een verrassende of, zo u wilt, akelige wending zou willen noemen - maar een mogelijk afdoende verklaring wordt wel gegeven (ofschoon de schrijver enige ruimte voor twijfel openlaat). Die verklaring zie ik in de beschrijving die wordt gegeven van Annabelle, in combinatie met het slot van het lied:
Blauw waren haar vreemde ogen,
blauw maar zonder mededogen.
O, ze was een kleine meermin,
die maar net van lieverlee,
En het slot:
Niemand wist meer te vertellen
had gehouden van haar engel
uit het sierlijk bal masqué,
Maar nog altijd ruist de zee...
Hier wordt toch zeker (meer dan) de suggestie gegeven dat Annabelle (gelijk een zeemeermin) een duistere kant heeft, die het droevige lot van de jongen veroorzaakt heeft? De laatste zin heeft dus wel degelijk betekenis en dient niet alleen om zee te laten rijmen op bal masqué. Dat de ontknoping niet wordt uitgelegd, lijkt me een vorm van dichterlijke vrijheid die juist mooi past in de mysterieuze sfeer van het lied. Jammer dat Guus Middag dit niet heeft gezien of willen zien.
| |
Taal Youp van 't Hek
Bart Schoonus - Amsterdam
Met bijzonder veel genoegen heb ik de analyse van René Appel over de taal van Youp van 't Hek in het decembernummer van Onze Taal gelezen. Eindelijk werden mijn ideeën over de stijl van de columnist in kwestie bevestigd - en bovendien bijzonder scherpzinnig gekarakteriseerd. Het was met name de nuchtere en zakelijke ontleding van de in de columns gebezigde taal die de analyse heel erg boeiend maakte. Kortom: een groot compliment voor dit artikel.
| |
Uitspraak buitenlandse plaatsnamen [1]: eeuwenoude benamingen
Geerten van Gelder - Utrecht
Piet Paardekooper schrijft in het januarinummer over onze uitspraak van onder meer buitenlandse plaatsnamen, die vaak de uitspraak van het vreemde land in kwestie volgt (‘“Edinberoow” en “Sevielja”’), terwijl buitenlanders dat omgekeerd niet doen. Engelsen en Amerikanen hebben het over ‘Emsterdem’ en ‘Joetrekt’, en dat is jammer, want wij spreken toch ook al die Engelse en andere buitenlandse plaatsnamen uit zoals men dat daar in het buitenland gewend is (zij het met een soms ergerlijk Nederlands accent)?
Nee dus, want we zeggen niet ‘Wien’, ‘Berlien’, ‘Aachen’, ‘Parie’, ‘Lisboa’, ‘Firentzee’, ‘Roma’, ‘Napoli’ of ‘Namuur’. En aan de Deense uitspraak van København waagt al helemaal geen Nederlander zich. De Nederlandse benamingen voor deze steden maken al eeuwen deel uit van onze taal, en gaan er niet meer uit.
Overigens is onze uitspraak ook niet altijd zo juist als we denken. Als Australiërs het over hun hoofdstad hebben, zeggen ze niet ‘Kanbérra’ maar ‘Kénbrah’, en Brisbane en Melbourne heten bij hen niet ‘Brisbeen’ en ‘Melboorn’ maar ‘Brisb'n’ en ‘Melb'rn’.
| |
Uitspraak buitenlandse plaatsnamen [2]: knappe Hollanders
Rachel Otto - Rotterdam
Het interessante artikel van Piet Paardekooper over onze uitspraak van vreemde namen eindigt lusteloos in zelfbeklag. We lijden aan een minderwaardigheidscomplex dat ons ertoe brengt vreemde namen in de taal van het land zelf uit te spreken, en dat het gevolg is van het feit dat in de talenpikorde onder meer 115 miljoen Duitsers op ons neerkijken. Dat deze bewering van de auteur incorrect is, kan bevestigd worden door iedereen die ook maar één voet over de grens heeft gezet, want Duitsers hebben over het algemeen een hoge dunk van de knappe Hollanders. Onze behoefte eigennamen in de uitspraak van het land van herkomst te bezigen, is in mijn ogen geen teken van zwakte maar een bewijs van ons inlevingsvermogen, waar het bij andere volken vaak aan ontbreekt; het maakt ons tot bemiddelaars, diplomaten, handelaren en dergelijke bij uitstek.
| |
Uitspraak buitenlandse plaatsnamen [3] Srebrenica
Cobi Dirkse - Leiden
In het januarinummer schrijft Piet Paardekooper over de uitspraak van buitenlandse (plaats)namen door Nederlanders. Dat deed me denken aan het volgende. Toen Srebrenica erg in de belangstelling stond, heb ik mij zeer geërgerd aan verkeerde uitspraak van die naam in de journaals en de actualiteitenrubrieken. De juiste uitspraak is ‘Srébrenietsa’, met de klemtoon op de eerste lettergreep, maar er waren vooral allerlei varianten te horen. Zo legde men de klemtoon op de lettergreep ni of bre, en sprak men het laatste deel ica uit als ‘ika’. Blijkbaar was het te veel moeite om even na te gaan hoe men de naam moest uitspreken.
|
|