■ Engels-Nederlands
Een belangrijk probleem bij het maken van het woordenboek was dat bepaalde muziektermen moeilijk of niet vertaalbaar blijken te zijn. De oorzaak ligt soms in de onoverbrugbare verschillen die er tussen talen nu eenmaal bestaan. Zelfs woorden uit nauw verwante talen als het Nederlands, Engels en Duits hebben nooit precies dezelfde gevoelswaarde. Zo kun je als operazanger in één avond op drie uiteenlopende manieren gelukkig zijn: ‘glücklich’ in je aria, ‘gelukkig’ met het applaus en ‘happy’ met je honorarium.
Moeilijk vertaalbaar is bijvoorbeeld horn, een populair woord voor een (willekeurig) koperen blaasinstrument. ‘Blow your horn!’ kun je zeggen tegen een jazztrompettist, die dan een mooie blues blaast. ‘Pak je toeter!’ klinkt platter, en dat zeg je dan ook eerder tegen een carnavalsmuzikant.
Een rosalia is een modulatie aan het eind van een schlager, waarin je abrupt een toon omhooggaat. Het is een bekend fenomeen, maar er bestaat geen Nederlands woord voor. En dat is op zijn beurt een eigenaardig fenomeen: met iets bekend zijn, maar het niet kunnen benoemen.
In sommige partituren staan twee schuine strepen (‘//’) voor een cesuur langer dan een komma, maar korter dan een fermate. Het Engels heeft hiervoor niet minder dan vier termen: fetura, interruption sign, cut-off en het aanschouwelijke tram-lines. In het Nederlands bestaat het teken, maar er is geen woord voor.
Pitch class is een term voor de verzameling tonen met dezelfde naam, onafhankelijk van het octaaf. Op een piano kun je bijvoorbeeld acht verschillende c's aanslaan en iedere c draagt in het Nederlands de naam van zijn octaaf (zo heet de middelste c' of c-eengestreept). Voor pitch class hebben wij geen term.