■ Didactische vaardigheden
Dan de studenten. Wat vinden die van Engelstalige colleges? Het bleek ze niet veel uit te maken. Ik zocht honderd tweedejaarsstudenten bij elkaar en splitste ze in twee groepen. De ene groep volgde een college in het Engels, de andere in het Nederlands. De docent was steeds dezelfde.
De twee groepen studenten beoordeelden het college gelijk: de stof vonden ze even moeilijk of makkelijk en de docent vonden ze even goed in het uitleggen van de stof. Studenten uit een ander, later onderzoek toonden zich overigens wat kritischer, bijvoorbeeld over het Engels van hun docenten. Dat deden ze al snel af als ‘steenkolenengels’ - zelfs als dat Engels objectief gezien erg goed bleek te zijn. Zij wilden liever docenten met Engels als moedertaal, zodat ze zelf van het Engels konden leren. Wat ze bovendien in het Nederlands níét, maar in het Engels wél als storend bleken te ervaren, was het ontbreken van didactische vaardigheden: enthousiast kunnen vertellen, duidelijk uitleggen, oogcontact maken, goede voorbeelden geven, etc. De studenten konden zich er minder goed door concentreren en het zat de spanningsboog eerder in de weg.
Tot zover de oordelen. Maar welke groep stak nu uiteindelijk het meest op van die colleges? De Engelse groep of de Nederlandse? Direct na het college deden beide groepen dezelfde toets, en daaruit bleek duidelijk dat de studenten die college in het Nederlands hadden gevolgd, het best scoorden.